Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 654 van 1037

...  642 - 643 - 644 - 645 - 646 - 647 - 648 - 649 - 650 - 651 - 652 - 653 - 654 - 655 - 656 - 657 - 658 - 659 - 660 - 661 - 662 - 663 - 664 - 665 - 666 - 667  ...
[18] Als ze daarmee thuis komt, ziet ze tot haar ontzetting twee politiemannen voor de deur, die haastig zijn teruggekomen om de weldoener hier nog aan te treffen of, in het andere geval, zo mogelijk bij de arme vrouw te informeren naar deze man en naar zijn woonplaats.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[27] Zie, mijn lichaam, dit afgeleefde zadel van mijn zielom het kruis van God te dragen, ligt nu al koud en dood op het harde strobed. Naar ziel en geest ben ik, die zeventig jaar lang in dit nu dode en van mij afgevallen lichaam heb gewoond, nu vrij; ik leef reeds een eeuwig leven en heb de dood van mijn lichaam niet gezien noch gevoeld, want ronder dat ik mij daarvan bewust was, ben ik in één wonderbaarlijk ogenblik van de mij drukkende last bevrijd. Voel mijn lichaam en over­tuig jullie ervan, dat het volkomen dood is (De vrouwen de kinderen voelen aan het lichaam en ontdekken dat het koud, hard en dood is) .En zie, toch leef ik, en spreek nu met jullie en veel volkomener dan ik ooit heb gesproken! De reden daarvan is dat ik steeds in Jezus, de gekruisigde, heb geloofd en zoveel ik kon naar Zijn geboden heb gehan­deld. En wat Hij in de tempel heeft onderwezen -namelijk, dat zij die Zijn Woord aannemen en ernaar leven, de dood niet zullen zien en smaken -is bij mij nu als eeuwige waarheid bevestigd, want ik heb mijn lichaam afgelegd zonder te voelen hoe en wanneer.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[17] Daarmee thuis gekomen, treffen ze de arme man huilend van pijn en honger aan. De moeder geeft hem onmiddellijk wat brood en wijn, en de oudste dochter rent naar de dichtst­bijzijnde handelaar om voor een paar groschen hout, aan­maakmateriaal en ook een half pond kaarsen te kopen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[20] Met dit 'loffelijke' voornemen, in opdracht van het politie­bureau, gaan ze samen met het arme meisje de donkere kamer binnen. Zij eisen dat er onmiddellijk licht wordt gemaakt en sommeren de vrouw om alle inlichtingen over de bewuste man te geven, anders zal zij met hen mee moeten naar het politiebureau. Als de arme vrouw dat hoort, zakt ze van angst in elkaar. De oudste dochter, die ook trilt van angst, maakt het gevraagde licht en de twee gerechtsdienaren zten nu de half­naakte zieke man op de grond liggen, slechts bedekt met wat armzalige lompen. Zij schrikken aanvankelijk wel enigszins terug, maar vermannen zich al gauw en vragen de geschokte vrouw wie die bewuste man was en waar hij woont.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[16] Als de politieman uit het gezicht verdwenen is, gaat ook deze man heel stil en bedaard zijns weegs. De moeder en de drie kinderen kijken hem nog lang dankbaar na. Dan haast zij zich, ondersteund door haar drie dochters, die hun pijn door deze weldoener snel vergeten zijn, onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde herberg om brood, wat wijn en vlees te kopen. De bediende trekt wel een wat bedenkelijk gezicht als hij van dit arme volkje een bankbiljet van 10 gulden te wisselen krijgt. Maar hij denkt bij zichzelf: geld is geld, of het nu gestolen of op een eerlijke manier verkregen is, en hij wisselt het bankbiljet van de armen en geeft hun wat ze verlangen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[10] Helemaal behuild en buiten adem zeggen de kinderen: 'O moeder, moeder! Deze woeste man heeft ons opgepakt toen wij iemand om een aalmoes voor onze zieke vader vroegen; hij heeft ons opgesloten in een donkere kamer, en omdat hij ons al vaker had zien bedelen, kwam hij met een nog afschuwelij­ker man, die er als een heer uitzag. Die liet ons toen, hoewel wij hem op onze knieën smeekten, zo hard met de tuchtroede slaan, dat we helemaal vol bloed zitten! Daarrla vroeg hij ons heel bars waar wij woonden, en toen wij hem dat van de pijn nauwelijks konden zeggen, beval hij deze man die ons zo geslagen heeft ons naar huis te brengen. -0 moeder, moeder, het doet verschrikkelijk pijn!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[6] Vermagerd als een Egyptische mummie uit de tijd van de farao's, vol pijn in zijn hele lijf, waarvan de heupen, zijn stuit en zijn naar buiten stekende ruggengraat helemaal stukgele­gen zijn door het harde bed, bovendien nog met een volko­men lege maag, brandend van de honger, zegt hij met gebro­ken stem tegen zijn vrouw: 'Moedertje, heb je helemaal niets meer? Geen stukje brood? Geen warme soep of wat gekookte aardappelen? -O God, o God! Wat heb ik toch een verschrik­kelijke honger! Van de pijn kan ik mij niet meer bewegen, en bovendien nog zo'n honger! 0 mijn God, mijn God! Verlos mij toch eindelijk eens van deze kwelling!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[2] Hier volgt nu een beschrijving van het sterven of beter gezegd van het uittreden uit het aardse proefleven naar het ware, eeu­wige geestelijke leven van een arme dagloner. Deze mensen worden meestal door de groten van deze wereld vol verachting aangezien en 'gepeupel' of 'schorem' genoemd.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[38] Zie, dat is een verwerpelijke bewering van jou! Jij bent iemand die al heel lang de hel niet wil loslaten; maar wanneer heb je van de kant van de Heer zo’n oordeel over jou verno­men? Overdenk deze woorden van Mij goed en handel er naar, dan zal Ik dit scheepje zo sturen dat het jou vanuit je hel naar het rijk des levens zal voeren. Zo zij het!'
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[37] Zie alles wat je tot nu toe gedacht hebt, was min of meer hel in de eigenlijke zin. Want waar nog een vonkje zelfzucht en eigendunk aanwezig is en beschuldiging van anderen, daar is hel. Aan jou kleeft dit alles nog, en zodoende ben je nog sterk in de hel. Waar de vleselijke lust nog niet vrijwillig ver­bannen werd, daar is nog steeds hel! Zie je hoe ijdel daarom jouw angst is! Maar de Heer die zich over alle wezens ont­fermt, wil je daaruit redden en je er niet volgens je roomse maxime* (* hoofdleerstelling) nog dieper in verdoemen. Beweer dan voortaan ook niet meer van de Heer dat Hij tot degene die met alle geweld naar de hel wil zegt: 'Als je dat zo graag wilt, ga dan!'
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[26] Ik, je redder, zeg dit niet om je te veroordelen, maar alleen om je te tonen dat de Heer je geen onrecht aandeed toen Hij je hier schijnbaar een beetje in de steek liet; en dat hij je zeer genadig was, om niet toe te laten dat je meteen na het sterven naar de hel zou gaan!
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[24] Daarom was de toestand waarin je verkeerde voor je gevoel wel heel onplezierig, maar voor je innerlijke wezen in geen geval slecht. Want de Heer zorgde toch voor je naarmate je dat nodig had en had veel geduld met je. Jij was op de wereld een bisschop en verrichtte je ambt weliswaar heel streng volgens de letter, maar innerlijk deed het je niets. Maar zoiets kan toch volgens jouw eigen beoordeling bij God, die alleen naar het hart en de werken daarvan ziet, onmogelijk van waarde zijn! Bovendien was je erg trots en heerszuchtig en hield je, ondanks je gezworen celibaat, bovenmate van de vrouwen. Denk je dat dit voor God welgevallige werken zouden zijn? (...)
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[4] Let wel, voor deze prachtige woning moeten deze armen aan een rijke huisbaas iedere maand 1 gulden en 3 kreuzer** (** oude Oostenrijkse munteenheden.) aan huur betalen; daar zijn ze zelfs nog heel tevreden mee, omdat hun huisbaas tenminste niet al teveel,aandringt als ze de huur niet direct op de eerste van de maand kunnen beta­len, maar hun dikwijls zelfs veertien dagen de tijd geeft. Ja, hun huisbaas is zelfs zo goed, dat hij hun vanwege de ziekte van hun arme, zeventig jaar oude vader voor 20 kreuzer 30 pond schimmelig roggestro heeft laten brengen en ook tien volle dagen op de betaling daarvan heeft gewacht! Werkelijk, zo'n goede en geduldige huisbaas zal later toch ook bij Mij, de Heer, op erbarmen en geduld aanspraak kunnen maken!? -Zie nu, daar in de donkerste hoek ligt op het 'verse' 20-kreuzer­stro onze arme dagloner. Tijdens zware bouwwerkzaamheden is hij enkele jaren geleden van een slechte steiger gevallen en brak daarbij twee ribben en een arm. Hij werd wel naar een armenziekenhuis gebracht, maar werd daar medisch een half­jaar lang getiranniseerd en tenslotte, slecht genezen, met medische goedkeuring als genezen ontslagen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[3] Ga maar eens met Mij mee naar een armelijk kamertje, dat meer op een berenhol lijkt dan op een voor mensen bewoon­baar vertrek. Vanbinnen is de ruimte nauwelijks twee kubieke klafter'.* (* oude maat; een kubieke klafter is ong. 7 kubieke meter.) Een kapotte deur geeft toegang tot dit krot, dat boven de deur een opening heeft van twee spannen breed en één span hoog. Door die opening valt wat licht naar binnen, dat evenwel gebroken en verzwakt wordt door de vieze stalmuur van een rijke buurman; de inwendige ruimte van het krot wordt hierdoor zo minimaal verlicht, dat de zeven bewoners elkaar ternauwernood kunnen zien. Dit prachtstuk van een kamer heeft geen kachel of fornuis; hiertoe dient in een hoek van de kamer een vettig, onbewerkt, nauwelijks een voet hoog stuk kalksteen, waarop de arme bewoners van dit echte 'beren­hol' hun karige maal bereiden, als ze het geluk hebben zich door werk en bedelen het daarvoor benodigde materiaal te verschaffen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[34] (Hierop zegt de Heer als schipper:) 'Luister nu goed en ont­houd wat Ik je zal zeggen! Ik weet heel goed hoe het met de wereld staat, omdat Ik weet hoe het in alle tijden met haar gesteld was. Want zou de wereld niet slecht zijn, of althans slechts een enkele keer wat beter dan de andere, dan had zij de Heer der Heerlijkheid niet gekruisigd. Aangezien haar grote kwaadwilligheid het groene hout reeds zoiets heeft aangedaan, des te minder zal zij dan het dorre hout sparen. Daarom geldt voor de wereld voor eens en altijd datgene wat uit de mond van de Heer in het evangelie geschreven staat en luidt: 'In die dagen -dat wil zeggen ten tijde van de wereld -moet het hemelrijk geweld worden aangedaan; alleen zij zullen het bezitten die het met geweld naar zich toe trekken!' Maar zulk moreel geweld vriend, heb jij het hemelrijk nog nooit aange­daan. Daarom mag je de wereld ook niet al te zeer aanklagen, want zoals Ik heel goed weet hield jij je altijd liever met de wereld bezig dan met de geest. Want op dit punt was jij zelfs een van de voornaamste tegenstanders van alle geestelijke ont­wikkeling, een vijand van de protestanten, die je wegens hun vermeende ketterij vervolgde met haat en de bitterste gram­schap! (...)
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
...  642 - 643 - 644 - 645 - 646 - 647 - 648 - 649 - 650 - 651 - 652 - 653 - 654 - 655 - 656 - 657 - 658 - 659 - 660 - 661 - 662 - 663 - 664 - 665 - 666 - 667  ...