Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 656 van 1490

...  644 - 645 - 646 - 647 - 648 - 649 - 650 - 651 - 652 - 653 - 654 - 655 - 656 - 657 - 658 - 659 - 660 - 661 - 662 - 663 - 664 - 665 - 666 - 667 - 668 - 669  ...
[4] Met deze uitlating van de koning waren de twee apostelen tevreden, en ze deden geen moeite meer om Mijn leer onder de volkeren van deze koning te verbreiden.
Hoofdstuk 161: Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Maar toch kwam zeven jaar later Petrus met zijn zoon Marcus naar deze koning toe; hij werd eveneens buitengewoon goed ontvangen en deed ook voorstellen aan de koning om op zijn minst de stad geleidelijk aan met Mijn leer bekend te maken.
Hoofdstuk 161: Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Dat advies van de koning beviel Petrus wel, maar toch voelde hij heimelijk een drang om met enkele burgers van deze stad over Mijn leer en Mijn rijk te spreken; daar hoorden de priesters natuurlijk ook al gauw van, en ze deden Petrus door middel van hun boodschappers het verzoek om ook hen met die zaligmakende leer bekend te maken.
Hoofdstuk 161: Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] De genezenen begonnen Petrus echter te loven en ze zeiden: 'Deze man moet door de waarachtige God gezonden zijn, anders zou het voor hem niet mogelijk zijn om enkel door zijn woord datgene bij ons te doen waartoe al onze vele goden nog nooit in staat waren.'
Hoofdstuk 161: Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[21] (Hiermee stel Ik jullie, Mijn jongste leerlingen, bij deze gelegenheid op de hoogte waar en hoe de eerste apostel voor deze wereld aan zijn einde is gekomen; dus niet in Rome, nog minder in Jeruzalem, maar in de nieuwe stad Babylon, die later de Saraceense naam Bagdad kreeg.)
Hoofdstuk 161: Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[22] Dat heb Ik echter bij de waard in de jullie bekende stad niet aan de leerlingen verteld, maar alleen aan jullie in déze tijd, en nu kunnen we weer onze eerdere plaats, terwijl we nog aan de tafel van de waard zitten, innemen.
Hoofdstuk 161: Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Maar Ik zei tegen hem: 'Als je in Mij gelooft, Mij voortdurend liefhebt en volgens Mijn leer leeft en handelt, zal Ik in de geest altijd bij je blijven, maar met Mijn lichaam zal Ik niet lang meer op deze aarde zijn; want Mijn tijd loopt ten einde, en Ik heb nog veel te doen in andere steden en dorpen; daarom zal Ik met Mijn leerlingen dan ook onmiddellijk verder naar het zuiden reizen.
Hoofdstuk 162: De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik zei tegen de leerlingen: 'Altoran, dat betekent: o kinderen van de donder en van de toorn! Moet Ik deze armen nog meer straffen dan ze al gestraft zijn? Doe hun liever goed in plaats van hen erg te bedreigen, dan zullen ze jullie direct een beter getuigenis en betere woorden geven!'
Hoofdstuk 162: De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Daarop liet Ik de herders bij Mij komen en zei tegen hen: 'Kijk eens, arme gebruikers van dit woeste gebied, goud en zilver hebben wij niet bij ons, en Ik als de Heer wel het allerminst; en ook al zouden wij jullie goud en zilver schenken, dan zou jullie dat in deze uitgestrekte woestenij van weinig nut zijn! Maar Ik kan iets anders voor jullie doen, dat jullie van nut zal zijn. Kijk, jullie en jullie kudden hebben weinig te eten en ook bijna geen water! Ik heb de macht om jullie gebied te zegenen, en dan zullen jullie en ook jullie kudden al gauw geen gebrek meer hoeven te lijden. Als jullie dat goedvinden, zal Ik het ook doen.'
Hoofdstuk 162: De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Alle herders zeiden: 'Heer en Meester, als U dat kunt -waar wij niet aan twijfelen, omdat U het hebt gezegd - zal ons dat onuitsprekelijk veelliever zijn dan wanneer U al deze steenklompen in goud en zilver zou veranderen, terwijl wij te midden van die schatten samen met onze kudden aan de hongerdood prijsgegeven zouden zijn.'
Hoofdstuk 162: De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Daarop brachten ze ons melk en brood en wij namen daar allemaal wat van, zetten onze reis verder voort onder vele lofprijzingen van de herders en hoorden nog ver weg het luide gejuich van deze gelukkige herders.
Hoofdstuk 162: De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] En Ik zei tegen hen: 'De meesten van jullie zullen dat wel doen, maar Ik zie ook enkelen onder jullie die zich ondanks deze raad van Mij bij vervelende gelegenheden toch van bedreiging en straf zullen bedienen; maar daardoor zullen ze nooit een goede vrucht tot volkomen rijpheid brengen.'
Hoofdstuk 162: De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Hij bedrijft zijn kwalijke praktijken nu hier in deze heidense steden, zeker ook alleen met de bedoeling de inwoners zoveel mogelijk tegen ons op te zetten. Maar dat zal slecht voor hem uitpakken, want Jeruzalem zal Jeruzalem blijven, ook al zouden er duizend van zulke zonen van God als hij er tegen zijn'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Deze Joden en Farizeeën werden echter door nieuwsgierigheid gedreven om te zien en gade te slaan wat wij in deze stad zouden doen. Maar voor wij de stadspoort bereikten, kwamen twee Farizeeën ons met haastige pas tegemoet, om ons juist bij de poort te verhinderen de stad binnen te gaan.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Toen zei die Farizeeër: 'Ik ben geen stadsrechter, maar ik ben een overste van de Joodse gemeente hier en heb als zodanig ook het recht om aan reizigers te vragen met welk doel ze naar deze stad zijn gekomen -en jou en je gezelschap wel in het bijzonder, omdat ik je uit Jeruzalem ken en maar al te goed weet dat jij geen vriend van ons bent en je in het geheel niet aan onze oude voorschriften houdt, omdat wij niet kunnen en willen aannemen wat jij tegenover ons en het volk maar al te duidelijk beweerd hebt te zijn.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  644 - 645 - 646 - 647 - 648 - 649 - 650 - 651 - 652 - 653 - 654 - 655 - 656 - 657 - 658 - 659 - 660 - 661 - 662 - 663 - 664 - 665 - 666 - 667 - 668 - 669  ...