Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 67 van 215

...  55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80  ...
[13] Alle kinderen zeiden: 'We hebben iedere dag tot God gebeden om ons te helpen en toen wij vanmorgen weer gebeden hadden, leek het alsof wij een stem hoorden die zei: 'Vandaag nog zullen jullie geholpen worden! , Dat zeiden wij tegen onze zieke ouders en die zeiden: 'Bij God is alles mogelijk; maar ons zal slechts de dood het zekerst helpen!' Wij troostten onze arme ouders zo goed wij maar konden en gingen op weg om te bedelen. En zie, beste goede vaders, we hebben niet voor niets gebeden, want de grote, heilige en lieve Vader in de hemel heeft u naar ons toegestuurd! O, we moeten nu dadelijk, voor we nog een stap terug naar onze ouders doen, de lieve Vader in de hemel danken dat Hij Zich zo genadig over ons ontfermd heeft!'
Hoofdstuk 133: De bedelende kinderen uit Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Toen knielden de kinderen neer en baden met hun handen opgeheven naar de hemel: 'O grote, lieve, goede, heilige Vader in de hemel, wij danken U dat U ons uit onze grote nood geholpen hebt, door ons deze vaders te zenden! Neem onze dank genadig aan, lieve, goede, heilige Vader!'
Hoofdstuk 133: De bedelende kinderen uit Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Job heeft volgens de beschrijving veel moeten doorstaan, maar wij beslist nog meer! Want lijden moesten we al van kind af aan en blijde dagen hebben we maar weinige gekend; en nu, nu we al wat ouder geworden zijn en het van nature moeilijker gaat, zijn wij pas echt op het dieptepunt van al het aardse ongeluk beland! Als u, goede heren, ons ook maar ergens mee kunt helpen, .ontferm u dan over ons en help ons! De Heer in de hemel zal het u zeker vergelden.'
Hoofdstuk 134: De Heer bij het arme gezin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] De zeven kinderen huilden ook van blijdschap toen zij hun ouders zo volkomen gezond voor zich zagen staan als nooit te voren en de oudste jongen zei: 'O, lieve ouders, ik heb het immers gehoord en jullie ook vaak gezegd: Als de nood het hoogst is, dan is ook Gods hulp het meest nabij voor diegenen die hulp bij Hem zochten. En juist vandaag heeft onze aardse nood het hoogste punt bereikt, -en Gods hulp is gekomen! Hem, de lieve, goede, heilige Vader in de hemel zij alle dank, alle lof en alle eer! Door het geluk dat onze lieve ouders nu weer gezond en sterk zijn geworden, is onze honger, die eerst zo groot was, nu bijna verdwenen! O, als we nu nog het hoogst nodige aan kleren zouden hebben, dan zouden we gauw weer een goed stuk brood kunnen verdienen!'
Hoofdstuk 134: De Heer bij het arme gezin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Dadelijk namen de zeven Egyptenaren nu plaats aan tafel en aten en dronken heel opgewekt; want pas nu begonnen zij te voelen dat zij echt hongerig en dorstig waren. Ze hadden geen woorden genoeg om de kwaliteit van het brood en de wijn te roemen, en noemden het levensvoedsel uit de hemel.
Hoofdstuk 138: De aankomst van de zeven Opper-Egyptenaren De van diep inzicht getuigende woorden van de Egyptenaar tot de Heer. Over de juiste voeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Maar nu spreken wij als heel natuurlijke mensen zo met elkaar, alsof er tussen ons geen verschil zou zijn dan alleen dat jullie Mijn leerlingen zijn en Ik jullie meester! Er is echter geen leerling die, zolang hij nog moet leren, zo volmaakt is als zijn meester; wanneer de leerling echter alles van de meester geleerd heeft, wordt hij ook zo volmaakt als zijn meester. Ik ben juist in deze wereld gekomen, opdat de mensen van Mij zullen leren om even volmaakt te worden als de Vader in de hemel.
Hoofdstuk 139: De beide Romeinen herkennen de Heer De Heer waarschuwt Hem niet voortijdig kenbaar te maken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Als het bij de mens alleen maar om iets onbelangrijks ging, zou God hem ten eerste niet wonderbaarlijk wijs en kunstig geschapen hebben, zodat hij alleen al wat zijn lichaam betreft het grootste meesterwerk van de hele materiële schepping is, en ten tweede zou Hij hem geen ziel hebben gegeven die aan Hem, de Schepper, zelfs in alles gelijk kan worden, als die ziel dat maar ernstig wil, -en ten derde zou Hij dan niet zo vaak Zelf tegen de mensen gesproken hebben en hun geleerd hebben wat Zijn wil is, welke bedoeling Hij met hen heeft en wat zij bereiken kunnen.
Hoofdstuk 147: De belofte van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Jullie verontschuldigden jezelf daarnet met de strenge wetten van jullie tempel, die jullie niet gemaakt en ingesteld hebben; maar wie gaf jullie dan de wet die voorschrijft dat jullie handlangers, op allerlei wijzen verkleed, naar de mensen moeten zenden om hen door allerlei listen en andere verleidingen tot zonde tegen God, tegen jullie en tegen de tempel te verleiden? Wanneer iemand zich door hen liet verleiden, dan werd hij door de verleiders bij jullie aangeklaagd, en jullie zonden dan meteen de beulsknechten en gerechtsdienaren er op uit. Die brachten de schuldige bij jullie en jullie legden hem als hij ook maar enig vermogen had, onbetaalbare straffen op. Schapen, kalveren, koeien, ossen, stieren en ezels, graan, kippen, wijn en geld moest hij jullie geven als verzoening voor zijn zonden; als hij eventueel ook mooie dochters had, dan moest hij die hetzij aan de tempel offeren of daarvoor een groot losgeld betalen. Zeg zelf nu eens of dat geen zonde was, die jullie op een ten hemel schreiende manier aan de mensen begaan hebben!
Hoofdstuk 148: Raphaël onthult de zonden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Je hebt ons nu zelfs voor de voorname, hoge Romeinen van grote misdaden en ten hemel schreiende onrechtmatigheden beschuldigd, die wij zelfs met de beste wil nooit kunnen goedmaken; als jij echter de ellendige wereldse omstandigheden waarin wij leven daarbij in aanmerking neemt, dan zul je ook met jouw wijsheid inzien, dat geen mens tegen de stroom in kan zwemmen en dat ieder mens zijn huik naar de wind moet hangen.
Hoofdstuk 148: Raphaël onthult de zonden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] De Heer in de hemel zal wel weten waarom Hij ons zo lang met de grootste blindheid gestraft heeft; maar ik ben daarom ook van mening dat Hij ons naar alle rechtvaardigheid niet kan verdoemen, omdat wij als blinden in de afgrond zijn gevallen. Voor zover onze krachten en middelen reiken, zullen wij alles doen wat er maar gedaan kan worden; maar alles goed te maken wat er door onze blindheid aan kwaads en slechts gedaan is, is onmogelijk -behalve in gedachten.
Hoofdstuk 148: Raphaël onthult de zonden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Toen zei een Farizeeër: 'O, almachtige bode van Jehova, we zien al dat dit eeuwig geen toverij, maar de macht en de kracht van Gods geest in de mens is! God moge het ons vergeven dat wij tegen Zijn almacht misdaan hebben! Wij durven de vrucht die Gods almacht nu zo wonderbaarlijk geschapen heeft niet te proeven; want dat zou nog meer God verzoeken zijn!'
Hoofdstuk 149: Het overtuigende wonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Want bij God, die de hele aarde, met alles wat zij draagt en voedt, uit het niets geschapen heeft, moet immers alles mogelijk zijn; in jou werkt echter ook Gods genade en macht, en dus moet ook jou alles mogelijk zijn. Je hoeft alleen maar vast te willen, en alles wat je wilt is er al! Daar zijn we nu al volkomen van overtuigd en we hebben geen ander teken van je nodig. Maar je hebt wijsheid en macht en je kunt daarom toch doen, wat je zelf wilt.'
Hoofdstuk 149: Het overtuigende wonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Een Farizeeër zei: 'Ja, ja, je hebt werkelijk heel juist gesproken, en we zien nu de grote waarheid in, dat we ons door onze eigen schuld zo oneindig ver verwijderd hebben van het ware doel van het menselijk leven; maar we zien nu ook dat we op deze wijze zo goed als reddeloos verloren zijn. Want de tempel zal in zijn overgrote verblinding zijn instelling niet veranderen, en dus zijn we verloren, en de betekenis van de tekenen aan de hemel in de vorige nacht is ons nu pas echt helemaal duidelijk geworden.
Hoofdstuk 151: De goddelijke leiding van de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Wie die bereikt, is ook volledig één met God en bezit net als God de hoogste macht en kracht over alles in de hemel en op aarde, en niemand kan hem die ooit meer ontnemen omdat hij volkomen één is met God.
Hoofdstuk 155: De drie graden van innerlijke levensvervolmaking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Als jullie dan zo ernstig van plan zijn om zo snel mogelijk ten minste de eerste graad van innerlijke levensvervolmaking te bereiken, ga dan naar huis, verdeel jullie overbodige grote schatten onder de vele armen, en kom dan hierheen en volg Mij, dan zullen jullie daardoor de voor jullie nog zeer lange, verre weg naar Gods rijk sterk verkorten! Als jullie Mij volgen, moeten jullie echter net zo eenvoudig gekleed zijn als Ik en al Mijn echte leerlingen. Je hebt geen stok nodig en in je rok en mantel geen zakken, maar je hebt alleen een gewillig en open hart nodig, voor al het andere zal de Vader in de hemel wel zorgen!'
Hoofdstuk 157: Waaruit werkelijk berouw en boetedoening bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80  ...