Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1361 resultaten - Pagina 67 van 91

...  55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80  ...
[5] Als jullie nu eens je gevoelens vergelijken, te beginnen bij het zien van het ruwe materiaal tot aan de voltooiing van dit statige gebouw, dan zullen jullie daarin toch zeker een heel groot verschil ontdekken. Waardoor werd dit verschil echter teweeggebracht? ik zeg jullie: door niets anders dan door de doelmatige en goede ordening en het een worden van de gescheiden ruwe materie tot een geheel. Toen jullie aanvankelijk tussen de hopen ruwe materie rondliepen, was het je onbehaaglijk te moede en jullie gevoelens woelden chaotisch door elkaar. Toen jullie zagen dat de ruwe materie door het vuur en door de werktuigen van de timmerlieden meer geordend en bruikbaar gemaakt werd, voelden jullie je al wat behaaglijker, want jullie zagen nu reeds de mogelijkheid dat er uit zo'n geordende materie een huis kan ontstaan. Maar nog steeds konden jullie je geen volledige voorstelling van het huis maken.
Hoofdstuk 2: De hele natuur, een evangelie van Gods ordening - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] De man zegt: mijn boven alles geliefde vrouw, opdat je ziet hoe punctueel jouw laatste wilsbeschikking werd nagekomen, kan ik je slechts zeggen dat ik zelf in mijn laatste wilsbeschikking niets anders heb gedaan dan de jouwe weer opnieuw bevestigen. In mijn laatste wilsbeschikking heb ik mij dus precies aan die van jou gehouden, enkele onbeduidende legaten daargelaten. Verder is ons gehele vermogen, dat door mij nog met enkele duizenden is vermeerderd aan onze kinderen vermaakt. Ben je daarmee tevreden?
Hoofdstuk 35: Een echtpaar in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Zo kunnen ook wij de ruimten die we hier zien zeer snel doorlopen. Maar wanneer de geest in een nog veel vrijere en meer ongebonden toestand terechtkomt, houdt hij zich niet meer bezig met het ontleden van gegeven objecten, maar omdat hij al overal in die materie de potentie van het oneindige heeft gevonden, wordt zijn blik oneindig veel dieper en zijn snelheid of zijn voortgang veel volmaakter. Begrijpen jullie dit allemaal goed? Jullie bevestigen het en ik zeg: dat is goed en daarom kunnen we onze blik van deze mooie hoogten weer meteen op de nog veel mooiere omgeving die voor ons ligt richten.
Hoofdstuk 42: Verschil in snelheid van reizen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] Opnieuw gesterkt begint men aan de tocht over deze uitgestrekte hoogvlakte en zie eens hoe bijzonder vlug onze stoet zich hier nu voortbeweegt. De hemelse wolken komen alsmaar dichterbij en we bevinden ons reeds onder het hemelse wolkendek. Jullie zien daar een hoge muur met daarin een gouden poort, die echter gesloten is. De geestelijke treedt naar voren en zegt: lieve kinderen, we hebben gevraagd en ons werd gegeven; we hebben gezocht en hebben gevonden. Nu komt het op het kloppen aan. Dus mag de drager van het kruis daarmee het eerst aankloppen en wel drie keer: in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, dan zal de poort zeker worden opengedaan.
Hoofdstuk 48: Processie bij een zogenaamde hemelbestijging - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Hebben we het binnenwerk goed bekeken, dan kunnen we de uiterlijke vorm in ogenschouw nemen. Wat zien we daar? Een vlakke wijzerplaat met daarop een paar heel eenvoudige wijzers. Wat doen deze wijzers op die eenvoudige wijzerplaat? Zoals jullie weten, geven ze de uren van de dag en de nacht aan en meten zodoende de tijd. De tijd die door deze wijzers wordt gemeten is toch zeker iets alomvattends en is ook iets allesdoordringends en is ook het centrum van alles, waarheen jullie ook maar willen kijken. Niemand kan zeggen: ik ben aan het einde van de tijd, of: de tijd heeft met mij niets van doen, of: de tijd omgeeft mij niet. Want zo vaak iemand iets doet, doet hij dat midden in de tijd. Waarom dan? Omdat hij door de tijd altijd doordrongen en overal in gelijke mate omgeven wordt. Dat laat ons ook het uurwerk zien. In het centrum van de wijzerplaat zijn de wijzers aangebracht en zij beschrijven met hun uiteinden nauwkeurig een cirkel. Daar ze zich echter vanuit het centrum tot aan de omschreven buitenste cirkel ononderbroken als tastbare materie uitstrekken, beschrijven ze vanuit het centrum een talloze hoeveelheid steeds groter wordende cirkels. Daarom is het ook duidelijk en begrijpelijk dat deze cirkelgang uitgaat van het centrum van het stiftje waaraan de wijzers bevestigd zijn en bijgevolg de hele wijzerplaat beslaat, en tenslotte door de tijd die ze meet als het ware omvat wordt in een eindeloos grote cirkel.
Hoofdstuk 3: De klok, een overeenstemmend beeld van de zon - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Wanneer jullie je nu in een hut bevinden waar zo'n twintig van zulke vergrootglasraampjes zijn aangebracht, dan zullen jullie uiterlijk gezien alle raampjes toch zeker volkomen gelijk vinden. Maar wanneer jullie dichterbij komen, zullen jullie in het kleine vertrek via de twintig raampjes met weinig passen een reis maken die jullie andere misschien in geen jaren gemaakt zouden hebben. Ieder raampje lijkt wel precies op het andere, maar door het raampje gekeken presenteert zich een heel wereldgebied. Jullie gaan naar het tweede raampje en kijken erdoor: wat een hemelsbreed verschil met het vorige; en zo verder tot het laatste raampje. Heeft niet elk nieuw uitzicht jullie echt buitengewoon verrukt? Jullie moeten dit klaarblijkelijk beamen, want door het ene raampje zagen jullie een voortreffelijk uitgebeelde grote stad met een uitgestrekt landschap in haar omgeving. Door het volgend raampje zagen jullie een buitengewoon romantische bergstreek zo perfect uitgebeeld, dat jullie meenden alleen maar de zwarte wand te hoeven doorbreken ons je werkelijk in deze omgeving te bevinden. Jullie konden je er bijna niet van losmaken, maar de gids zei tegen jullie: bij het volgende raampje zullen jullie nog iets indrukwekkendere zien. En jullie begeven je naar het derde raampje. Bij de eerste aanblik zijn jullie al volkomen overrompeld, want jullie zien een eindeloos uitgestrekt zeeoppervlak en lange de zee een zich in blauwe nevels verliezend oevergebied met al haar pracht. Op het uitgestrekte zeeoppervlak zien jullie hier en daar eilanden en talloos veel grote en vooral kleine zeeschepen. Dit allee ie zo voortreffelijk uitgebeeld dat jullie niet andere kunnen dan uitroepen en zeggen: hier houdt de kunst op kunst te zijn en treedt ze volkomen het gebied van de zuivere, natuurlijke werkelijkheid binnen! Dan leidt de gids jullie naar een volgend raampje, waar jullie opnieuw en nog meer worden verrast, en zo gaat het verder tot bij het laatste raampje.
Hoofdstuk 6: Het geestelijke kosmische diorama. De sfeer van de eerste geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Jullie zeggen derhalve: hoe uit dit beeld de ontknoping van de merkwaardige dingen, zoals we voorheen hebben gezien, duidelijk zal worden, dat vatte wie het vatten kan! Wij zien echter in plaats van de ontknoping slechts een, niet direct akelige, maar wel nog meer verwarde knoop! Dus: vatte wie het vatten kan, hoe daaruit de ontknoping zichtbaar zal worden. Wij kunnen het niet. Wat moet dit dan betekenen? Hier en daar rijst een kegelvormige berg op. Mensen klimmen aan de ene zijde naar boven en glijden aan de andere kant weer naar beneden. En zij die naar beneden gegleden zijn, gaan staan en lachen om degenen die na hen navolgen, terwijl ze zeggen: dus het is toch waar, dat één gek er tien meekrijgt! Aan de andere kant zien we een heleboel schommels, die elk tussen twee tamelijk sterke en hoge bomen zijn opgehangen, en waarin enorm wordt geschommeld. Ook daar staat een menigte toeschouwers, die de schommelaars uitlacht en toeroept: hé jullie domkoppen, waarom zijn jullie zo vrolijk op die schommel waarin jullie weliswaar heel flink heen en weer vliegen, maar toch steeds op dezelfde plaats blijven? De zwaailengte van jullie schommel is de hele reis die jullie steeds weer opnieuw maken. - Dit is het tweede beeld dat we zien, zeggen jullie bij jezelf. En verder zeggen jullie nog: aan een andere kant zien we een ringmuur. Binnen deze ringmuur bevinden zich cirkelvormige banen, die spiraalsgewijs naar een in het centrum opgestelde tent toelopen. Over deze banen rennen mensen naar de tent. Hebben zij deze bereikt, dan draaien ze om en rennen weer naar buiten naar de ringmuur. Rondom de ringmuur staan hier en daar groepjes mensen, die deze ringbaanrenners achtereenvolgens uitlachen en hun vragen wat ze met dat rennen willen bereiken. Sommigen worden dit rennen beu, klimmen op de ringmuur en zeggen dan: hoe heb ik toch zo dom kunnen zijn en heb ik me daar helemaal voor niets bijna doodgerend?
Hoofdstuk 12: De sfeer van de zevende geest. Raadselachtige beelden van geestelijke toestanden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Zo betekent het hele wezen van de boom de wijsheid, die uit de liefde voortkomt en alleen die wijsheid is in staat het hemelse te herkennen. Zal de boom, wanneer hij tot rijpheid komt, dan niet een duizendvoudige rijkdom aan zaden opbrengen? Wanneer je nu echter zo'n rijkdom aan zaden opnieuw in jouw aardrijk uitstrooit, zal dat dan voor jou, omdat je nu in plaats van één, duizend bomen aan jouw aarde ziet ontspruiten, niet al een grote oogst opbrengen? Je zegt: ja, dat zal zeker zo zijn; maar is jou in de eerste, eenvoudige zaadkorrel zo'n onvoorstelbare rijkdom opgevallen? Kijk, zo is het ook met de hemel gesteld.
Hoofdstuk 57: Het levenspaleis van het gezelschap. Het zaad voor het hemelrijk, Gods Woord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] Je vraagt Mij nu, of deze vastheid iets gemeen heeft met de vastheid van de aarde. De vastheid van deze hemelwereld heeft helemaal niets te maken met de vastheid van de materiële wereld, want de vastheid van die wereld is maar schijn, en duurt voor een bepaalde geest slechts zolang als hij een bewoner van de materie is. Heeft hij de materie echter verlaten, dan verdwijnt voor hem ook haar vastheid. Maar zo is dat hier niet, want deze vastheid is een waarachtige vastheid en zij is voor alle eeuwen der eeuwen onveranderlijk en onverwoestbaar, omdat zij een volmaakte uitdrukking van Mijn eeuwige Vaderliefde is!
Hoofdstuk 59: Aankomst in de eeuwige morgen. Beperking van de goddelijke macht bij de opvoeding van het menselijk gemoed - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] De vraag is nu, hoe moeten we het bekijken om er het juiste licht uit te verkrijgen? Ik zeg jullie: dat volgt vanzelf. Ten eerste is het toch duidelijk dat leven zich slechts in ander leven en niet in dode materie laat verwekken. Dus moet de man een levende vrouw hebben maar geen dood, houten beeld.
Hoofdstuk 79: Een blik op de ware weg naar de eigenlijke hemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] En kijk nu opnieuw. De schommel beweegt zich over een veel kortere afstand heel onverschillig heen en weer en degenen die niet meer geblinddoekt zijn, springen er een voor een uit. We zien er nu bijna niemand meer inzitten, behalve de belanghebbenden en een enkele geblinddoekte. Jullie zien ook dat de bestuurders van de schommel ijverig moeite doen om de beide wankele pijlers met allerlei steunen zo goed mogelijk vast te zetten. Betaalde knechten klimmen langs ladders omhoog en proberen met zwakke koorden het zeer beschadigde touw zo goed mogelijk aan beide pijlers vast te maken. Omdat het touw echter niet stil hangt maar zich nog steeds heen en weer beweegt, kunnen ze nergens een veilige en stevige lus maken; dan is ze te lang, dan weer te kort, zodat ze daardoor bitter weinig kan bijdragen tot het verdere behoud van het hoofdtouw. Dat is toch een duidelijk kenmerk voor de huidige stand van zaken!
Hoofdstuk 13: De schommel in haar overeenstemmende beeld. Ceremoniële godsdienstcultus en het wereldse leven - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Het tegenargument echter luidt: nadat het licht kennelijk is voortgekomen uit de duisternis, en dus vóór het licht slechts een totaal lichtloze toestand de hele oneindigheid doordrong, is het de vraag of de oneindigheid in lichtloze toestand minder oneindig was dan nu in het volle licht. Verder luidt het tegenargument: het is iedereen bekend dat het binnenste van de hemellichamen meestal volkomen lichtloos is en toch is de materie in zo'n lichtloze toestand evengoed en zelfs nog intensiever aanwezig dan op de oppervlakte van een hemellichaam, dat baadt in het licht. Als echter het hele hemellichaam, wat het inwendige betreft, heel goed kan bestaan zonder licht, dan lijkt het licht voor de dingen in de natuur toch zuiver een luxe te zijn. Verder luidt dit tegenargument: iedereen weet dat hij in de nacht van het moederlichaam werd verwekt en juist in deze nacht het leven heeft ontvangen. Om welke reden moet dan datgene wat in de nacht levend is geworden, aan het licht treden? Wie hierover ook maar een beetje nadenkt, moet vanaf het eerste moment inzien, dat het licht niet alleen totaal overbodig is, maar ook schadelijk voor de dingen omdat zij eraan wennen en vervolgens kennelijk ongelukkig worden als ze het door een of ander toeval verliezen. Bovendien zeggen ze nog: wanneer de mensen totaal blind geboren zouden worden, dan hoefden zij zich ook nooit zorgen te maken over het verlies van het licht; want het is voor een oog dat aan het licht gewend is toch het grootste ongeluk om blind te worden. Daar brengen de tegenstanders weliswaar weer het volgende tegenin: in zo'n blinde, gelukkige toestand zou er dan toch helemaal geen verschil zijn tussen een mens en een poliep diep op de zeebodem. Als een mens namelijk geen dingen zou zien, zou hij zich ook nooit een of ander denkbeeld kunnen vormen. Bij gebrek aan denkbeelden zou zich dan echter een grote vraag voordoen, namelijk hoe het er dan met het denken voor mag staan bij gebrek aan alle begrippen en vormen. Over het verlies van het gezichtsvermogen ten gevolge van een ongeluk zeggen de verdedigers van het licht: als men het als een ongeluk wil beschouwen en dit mede als argument gebruikt tegen het licht, kan men dat immers ook doen met betrekking tot de andere zintuigen die niet van het licht afhankelijk zijn. Om daarom ieder ongeluk te voorkomen zou de mens zonder enig zintuig in de duisternis geboren moeten worden. Hoe zich dan het denken van een mens zonder zintuigen kan ontwikkelen, zou men het beste aan een steen kunnen vragen! Kijk, zeer wijze man, tussen zo'n wirwar van gedachten wordt ons grote gezelschap heen en weer geslingerd. Wij hopen vol vertrouwen dat jij deze knoop zult ontwarren.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] De verstandsvertegenwoordiger zegt: luister geachte vrienden, dit is een buitengewoon kritiek geval want hier heeft iedere partij het gelijk aan zijn kant. Omdat er volgens het inzicht van het heldere verstand maar één gelijk en geen twee gelijken bestaan, wordt het hier tamelijk moeilijk om tussen deze twee het juiste gelijk te bepalen. Dit zal alleen mogelijk zijn als we ons eigen individuele wezen binnen de perken houden; dus luister goed! We zullen hier grondregels opstellen en dan uit deze grondregels de juiste gevolgtrekking maken. Maar om dit te kunnen, moeten we eerst een niet-bestaan, een consumerend bestaan en een vrijdenkend bestaan vooropstellen. Een niet-bestaan heeft ook niets nodig; dus geen consumptie. Bij een slechts natuurlijk consumerend bestaan wordt ervan uitgegaan dat het alleen kan bestaan als de daarvoor benodigde consumptie aanwezig is. Een dergelijk bestaan heeft de gehele materie, die zowel in de nacht als in het licht kan bestaan. Omdat de mens echter een denkend wezen is dat voor zichzelf vrij kan beslissen, veronderstelt een dergelijk hoger bestaan ook een consumptie die met dit bestaan overeenkomt, waarbij de te consumeren stof niets anders kan zijn dan - het licht! Daarom heeft het niet-bestaan helemaal niets nodig; een enkel consumerend bestaan als een product van de nacht, heeft ook niets anders nodig dan de met zijn bestaan volkomen overeenstemmende kost; en een helder vrijdenkend bestaan heeft dan ook noodzakelijk die kost nodig, die het principe van zijn bestaan is. Zo is elk principe voldoende voor zijn product en moet daarvoor noodzakelijk aanwezig zijn. Dientengevolge ontstaat uit het niet-bestaan een niet-bestaan, uit het bestaan van de nacht een nachtelijk bestaan en uit het bestaan van het licht een bestaan dat met het licht verwant is. Naargelang de mens dan door middel van zijn zuivere verstand inziet dat hij noodzakelijkerwijs uit het licht afkomstig is, moet hij dan ook inzien dat het licht in dit opzicht een voor hem noodzakelijk substraat is. Voor zover hij zich echter slechts als een dierlijke consument beschouwt en voor zichzelf een hoger vrijdenkend leven kan ontkennen, en zich dan bovendien weer kan omvormen tot een embryo in het moederlichaam, heeft hij het licht niet nodig. Een niet-bestaan heeft noch het een noch het ander nodig. Kijk nu, beste vrienden, hiermee is de onomstotelijke noodzaak voor de aanwezigheid van het licht zo duidelijk mogelijk voor jullie ogen en oren uiteengezet.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Met steeds meer vuur en donder gaat deze scène gepaard. Zoals jullie kunnen zien en horen, slaan machtige vlammenbundels onder luid gekraak als hagel op deze hemelse parterre neer. Waar zo'n bundel vlammen neervalt, steekt hij de materie in brand, waardoor het laaiende vuur steeds verder om zich heen grijpt. Wat zeggen jullie van deze scène?
Hoofdstuk 81: Derde akte op het tragikomische podium - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] De prior zegt: o lieve vriend en broeder, ik zou nog veel liever naar de hel gaan dan mezelf iets toe te schrijven, waar ik part noch deel aan heb. Ik wil immers zelf openlijk voor de bode bekennen dat het welslagen van mijn zen ding alleen aan de Heer en aan jou te danken is. Zou de bode daarover niet tevreden zijn en daarom de arme broeders weer opnieuw in hun nu verkre gen vrijheid belemmeren, dan zal ik me meteen voor hem in het stof werpen en hem heel deemoedig vragen om in plaats van deze broeders alleen mij naar zijn goeddunken, in Naam van de Heer te tuchtigen. Ik wil immers graag alle schuld op mij nemen.
Hoofdstuk 92: Drie beproevingen om de dienstvaardigheid van de liefde te toetsen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80  ...