Uitleg over de “zon”, Jakob Lorber, uit: Himmelsgaben II, pag. 137
Zondag, 30 oktober 1842 ’s morgens
O Heer, U die ik als Enige het allermeest liefheb en heiligste Vader in Jezus!
Ik arme, volstrekt waardeloze zondaar en trage, onachtzame knecht, ik smeek U vanuit het diepst van mijn hart, of U mij weer eens uit de nesten zou willen halen!
Kijk, zoals U al weet – en altijd al wist – in het dictaat over de zon zit een kleine getallentegenstrijdigheid, namelijk bij de laatste planeet, waarover aanvankelijk in de inleiding gezegd is dat hij maar drie manen heeft. Maar nu, in de specifieke verhandeling over dit hemellichaam wordt gezegd dat hij tien manen heeft! – Hoe moet dit opgevat worden?