De heilige God in Jezus Christus
G.K. Holderer – februari 2016
Laten we beginnen met het lezen van het evangelie van Johannes, en wel vanaf hoofdstuk 1 vers 1: “In het begin was het woord en het woord was bij God en het woord was God.” (We gaan verder met vers 14). “En het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. En wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeboren Zoon van de Vader.”
Hier wordt ons meegedeeld dat het woord God zelf is en Hij vlees aannam in de mens Jezus. Dat laat ons de heerlijkheid van God in de zoon Jezus zien, die in het vlees geboren werd. Wat betekent dat voor ons mensen? De zichtbare mens Jezus is de zoon van God. Zijn ziel moeten wij hierbij ook noemen, want Jezus moest haar samen met zijn vlees onderdanig maken aan de in hem wonende geest. Dit wordt de wedergeboorte in de geest genoemd. En de geest in Jezus? Dat is God zelf, zoals het door de apostel Johannes duidelijk wordt gezegd. De mens Jezus bereikte de vereniging van ziel en geest – d.w.z. de wedergeboorte – voordat hij met zijn leer begon.
Jezus was in zijn aardse gestalte de Gods- en mensenzoon, maar zijn geest was veel meer dan dat, hij was namelijk de heilige God zelf. God kon onmogelijk in zijn almacht als Schepper naar de aarde komen, omdat geen mens dat zou hebben overleefd, maar hij kwam in zijn liefde als Vader, in de gedaante van de mens Jezus.
Door zijn dood aan het kruis werd niet alleen zijn ziel, maar ook zijn lichaam vergeestelijkt. Dat kunnen wij ook afleiden uit de ontmoeting met Maria Magdalena op de dag van de opstanding. Voor haar stond de vergeestelijkte hemelse Vader, die zij niet mocht aanraken. In het geestelijke rijk is alles geest; daar bestaat geen materie. God heeft zich door zijn leven als mens op aarde een zichtbaar geestelijk lichaam geschapen, dat de hemelse Vader voor altijd voor ons zichtbaar maakt. Hij heeft zich na zijn opstanding tot aan zijn Hemelvaart toe vele malen in zijn geestelijk lichaam laten zien. Wij kunnen het ook als volgt formuleren: de vroegere mensenzoon Jezus werd door de binnen in hem wonende Geest van God een zichtbare, heilige, hemelse Vader voor ons.
Laten we nu kijken naar de belijdenis: “Ik geloof in Jezus Christus, de eniggeboren zoon van God… die opgevaren is ten hemel, en zit aan de rechterhand van de Vader…”. Die zin komt uit de brief aan de Hebreeën, hoofdstuk 12:2. Martin Luther heeft het in het Duits vertaald als “…hat sich gesetzt zu(r) Recht(en) auf den Stuhl Gottes.” Dat kan gelezen worden als “is terecht op de stoel van God gaan zitten”.
Wij weten uit de Bijbel dat de opgestane Jezus en God identiek zijn. Hoe kan hij dan naast zichzelf zitten? Hebben de oude kerkvaders die tekst niet goed begrepen? Waarom hebben zij God als een drievoudige God beschreven? God heeft de mensen naar zijn eigen beeld geschapen! De mens is een eenheid. Dan kan toch God geen drievoudige eenheid zijn!
In de belijdenis wordt over de heilige geest verder niets gezegd. Hier mogen wij herhalen dat God geest, de heilige geest is. En ook hier beseffen wij: Hij is een enige God, maar geen drievoudige (drie-enige) God. In één God als mijn hemelse Vader kan ik vertrouwen hebben, ik kan mij tot Hem richten zonder te moeten nadenken tot welke van de drie ik moet bidden.