De levensbasis van de mens – G.K. Holderer

De levensbasis van de mens
– G.K. Holderer –

Sinds wanneer leven er mensen op de aarde en hoe zijn ze ontstaan? Allereerst moeten wij weten dat achter al het leven een schepper staat en dat hij zijn schepselen in een volkomen orde en ook volgorde liet ontstaan en groeien. Wij willen ons in deze tekst tot de materiele wereld en in het bijzonder tot onze aarde beperken.

Wij weten van de veelvoudige tijdperken zoals de ijstijd en de steentijd. In ieder van hen moest de aardoppervlakte zo veranderd worden dat een steeds hoger leven door het bijbehorende groeiproces – in begin van planten – mogelijk werd. Vervolgens gold hetzelfde bij het schapen van bepaalde grote dieren die de grond bemestten en daardoor verbeterden. Het hoogste levend wezen is de mens. Voor hem werd de materiele wereld voorbereid en opgebouwd.

Voordat wij de mens nader bekijken, is het nodig eerst een blik te werpen op planten en dieren. Allebei bestaan ze uit een zichtbaar lichaam en een innerlijke ziel. Het leven van hen bevindt zich in de ziel. Die houdt het materiele lichaam in leven. Scheidt zich de ziel van het lichaam, dan is het leven in de plant en het dier verdwenen. De zielen zijn met een instinkt voorzien, afgestemd op de aard van plant of dier. Bij een zoogdier zoals een rund of een tijger, is het instinkt het hoogst gevormd. Maar dieren hebben geen geest. Die is alleen in de mens!

In de bijbel lezen wij dat God met Adam de eerste mens heeft geschapen en dat was voor minder dan 7000 jaar. Maar de archeologen hebben skeletten gevonden, die meer dan 50 000 jaar oud moeten zijn. Het verschil kan makkelijk uitgelegd worden: in verloop van de ontwikkeling van een plant tot een dier en uiteindelijk tot de mens was het noodzakelijk een voorloper van de geestelijke mens te hebben. Hiertoe horen de gevonden skeletten. Deze vroege mensen hadden alleen een lichaam en een ziel met een instinkt en dat zonder geest. Je zou deze voormensen ook als diermensen kunnen benoemen.

De eerste mensen met geest, ziel en lichaam zijn in der daad degenen, die in de bijbel als Adam en Eva beschreven worden. Geest mag natuurlijk niet met verstand verwisseld worden. De apostel Johannes zegt het duidelijk met de woorden dat God geest is en Mozes zegt nog, dat wij naar het voorbeeld van God geschapen zijn, dat betekend dat wij van begin aan geestmensen waren en nog zijn.

God de schepper en Vader van de mensen heeft de mens echt niet voor een kort leven op aarde geschapen, maar voor een eeuwig geestelijk leven, dat na het aardse begint. Om ons mensen en kinderen van God een leven op aarde mogelijk te maken, waar de geestelijke voorwaarden geleerd kunnen worden, was deze eindeloze voorbereiding van de materiele aarde nodig.

Er komen nu vragen naar voren, zo als: waarom is het aardse leven zo moeizaam om ons bekwaam te maken voor het geestelijke rijk en de hemel? Wij kennen de val van Lucifer, die het aardse leven door zijn ongehoorzaamheid tegenover de schepper nodig maakte. Zonder zijn val zou dat alles niet nodig gewest zijn.

Komen wij nu tot Adam en Eva, de eerste mensen met een van God gegeven geest. De geest gaf hen een directe verbinding met God, de schepper. Hun zielen hadden niet meer een instinkt zoals hun voorlopers maar een verstand. Daardoor konden zij de op hun afkomende situaties beoordelen en op de juiste manier handelen. Omdat zij de eerste mensen op die basis waren, hadden hun zielen geen geërfde slechte eigenschappen. Het was alleen nodig in hun leven naar de innerlijke geest te luisteren en al gauw zou alles volgens de goddelijke orde gedaan werden.

Hun geest was zo sterk met hun ziel verbonden dat zij een onmiddelbare kennis over planten en dieren hadden, b.v. waarom er deze bestaan: planten en fruit om te eten, dieren als steun voor de mens. Ook tijger en leeuwen waren aan de sterke wil van de mens onderdaan. Zij waren tam tegenover de mens. Dat is het, wat het paradijs genoemd werd. Het paradijs is immers een innerlijke instelling en kracht van de mens, die zich naar buiten toe op zijn omgeving bekend maakt.

Op orde achten betekend gehoorzaam zijn! Maar precies daarin werden Adam en Eva zwak. Het wonderbare paradijs was niet genoeg voor hen. Zij vergaten dat zij nog in een proeftijd stonden die hun zielen moest vestigen, om nooit meer tegen Gods orde te zondigen en altijd zijn orde als het beste te erkennen en daarna te handelen. Dat lukte hen niet! Zij werden ongehoorzaam met het gevolg dat hun zoon Kaïn geboren werd.

Hun ongehoorzaamheid moest hun zoon Kaïn erven en dat met verschrikkelijke gevolgen. Als zij binnen de goddelijke orde gebleven zouden zijn, dan zouden zij door God gezegend zijn, dat een voortdurende stabiliteit van de gehoorzaamheid en het begrijpen van de goddelijke orde gebracht zou hebben. Alle later door Adam en Eva geboren kinderen zouden zonder negatieve eigen-schappen gebleven zijn en dat zou ook voor alle verdere nakomelingen gegolden hebben. De soevereiniteit van de mens op al het leven op aarde zou gebleven zijn, het paradijs zou ook voor ons nog aanwezig zijn.

Maar door de geboorte van Kaïn werd alles anders – het paradijs was er niet meer. Alle mensen waren de steeds stijgende slechte eigenschappen onderworpen. Iedereen erfde deze van zijn ouders. Ongehoorzaam zijn leidt tot hoogmoed en egoïsme. In deze beide negatieve eigenschappen zijn alle verdere zonden ingesloten.

Het ergste is, dat de mens na zijn afleven op aarde niet direct in de geestelijke hemel kon komen, omdat hij niet rein was. In het hiernamaals moest het proces van reiniging doorgaan en ook de zege over Lucifer was er nog niet. Daarom kon nog niemand in de hoogste hemel opgenomen worden. Eerst moest iemand op aarde een totaal zuiver leven leiden, dat helemaal op gehoorzaamheid in God gericht was!

De verkeerde houding van onze stamouders is gebaseerd op de vrijheid van de wil die ieder mens moet hebben. Een dwang, die God de mensen zou opgelegd hebben, zou ons tot robots gemaakt hebben, die niet anders konden reageren als een voorgeprogrammeerde automaat. Dat zouden geen kinderen van God zijn. Maar met de gegeven vrijheid is een diepe val maar ook het bereiken van een grote hoogte mogelijk.

Door de verkeerde houding van Adam en Eva besloot de liefde van God zelf als een mens te leven om de nog ontbrekende overwinning over Lucifer te volbrengen. Jezus van Nazareth was deze mensenzoon. Zijn ziel en zijn lichaam waren zoals bij ieder mens, terwijl zijn geest de goddelijke geest zelf was. Ziel en lichaam moest hij aan de geest onderschikken om het gebod van de absolute gehoorzaamheid te bereiken. Wanneer wij hierbij aan ons zelf denken, dan weten wij, hoe moeilijk dit ondernemen is. Zijn grote deemoed verklaart ons, waarom hij ook nog zijn dood aan het kruis op zich nam. De mensen – met de druk van Lucifer op de achtergrond – wilden hem doden. Daarom nam hij de van hen gevorderde gewelddadige dood aan.

Gehoorzaamheid en deemoed liggen dicht bij elkaar. Door het deemoedige aannemen van deze goddelijke opgave nam ook de liefde in Jezus toe, namelijk voor de hemelse Vader en ook voor zijn medemensen. Alleen daardoor kon hij zijn geweldige opgave volbrengen.

Jezus verloste na zijn dood in het hiernamaals vele zielen en na zijn opstanding verscheen hij aan zijn gelovigen (voor Pinksteren), voordat hij direct in de hemel opsteeg om zich voor altijd met de Godsgeest te verenigen. Als wij hem zullen zien, dan kijken wij direct in het aangezicht van God, die vervolgens een zichtbare Vader werd.

De verlossende kracht die door zijn daad vrij werd, heeft hij onmiddelbaar aan zijn discipelen op Pinksteren doorgegeven. Maar ook wij mensen, die sinds die tijd geboren werden, hebben in zich vanaf de geboorte die kern van de verlossende kracht. Maar het zal niet juist zijn er van uit te gaan, dat wij door zijn verlossingsdaad vrij van schulden zijn. Jezus heeft wel de weg naar de hemel vrij gemaakt, hij heeft een brug daar naartoe gebouwd. Wij mogen hem op zijn pad volgen en zullen dan ook de hemel bereiken. Jezus heeft niet voor niets gezegd: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven! Niemand komt tot de Vader dan alleen door mij.”

Wij moeten in zijn waarheid leven en dat is de liefde tot de hemelse Vader en tot onze medemensen. De verantwoording ligt bij ons zelf. Zonder dat wij zelf in de liefde werkzaam worden, kunnen wij de ware weg tot het leven niet vinden. De barmhartigheid van de hemelse Vader geeft ons hulp bij het zoeken van de weg.

=====================

G.K. Holderer, maart 2017.

Een gedachte over “De levensbasis van de mens – G.K. Holderer”

  1. Ik heb enkele vragen aan de schrijver naar aanleiding van de tekst. Het artikel geeft een verklaring voor de schijnbare tegenstrijdigheid tussen (letterlijke interpretatie) van het scheppingsverhaal van Adam en Eva en wetenschappelijke bevindingen. Dit onderwerp interesseert mij en leeft volgens mij breder onder gelovigen.
    De wetenschappelijke bevindingen betreffen niet alleen skeletten en archeologische vondsten , maar ook DNA-onderzoek. Hierover heb ik het volgende gelezen, in mijn eigen bewoordingen, zoals ik het begrijp: het menselijk DNA bevat onder meer materiaal dat ontstaat als reactie op een ziekte die iemand heeft gehad. Zijn nakomelingen krijgen ook dit DNA-materiaal, dat voor zover bekend niet functioneel is, maar uitsluitend erop wijst dat een voorouder ooit een bepaalde ziekte heeft gehad. Dit specifieke DNA-materiaal wordt identiek aangetroffen bij mensen en bepaalde apensoorten (apensoort A), maar niet bij andere apensoorten (apensoort B). Volgens de evolutietheorie is dit een bewijs of aanwijzing dat de huidige mensen en apensoort A dezelfde voorouder hebben gehad, die apensoort B niet heeft gehad. Dit pleit volgens mij voor de opvatting dat de huidige mensensoort is ontstaan door biologische voortplanting. Daaruit volgt dat Adam en Eva uit de Bijbel, aangenomen dat zij daadwerkelijk als mensenpaar hebben bestaan, biologische ouders hebben gehad.
    Volgens letterlijke interpretatie van het Bijbelse scheppingsverhaal hadden Adam en Eva geen biologische ouders maar ontstonden zij door een scheppingsdaad van God (Genesis 1.26, 2,7, 2:21-22 en 5.1-2). Voor zover ik begrijp ontstonden de eerste mensen Adam en Eva ook volgens het werk van Lorber (GJE deel 4 hoofdstuk 162, GJE deel 5 hoofdstuk 197) door een scheppingsdaad van God en hadden zij geen biologische ouders. Hetzelfde geldt voor vroegere mensachtige soorten (GJE deel 5 hoofdstuk 198).
    Vandaar mijn vragen naar aanleiding van het artikel: hadden Adam en Eva volgens de schrijver biologische ouders? Indien ja,
    hoe moeten we dan de passages uit de Bijbel en het werk van Lorber lezen, volgens welke Adam en Eva door God werden geschapen?
    Alvast bedankt
    Marcel Lemmen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *