Artikel lezen – printen versie
Tekst: En er verscheen een groot teken in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. En zij werd zwanger, schreeuwde in barensnood en had pijn en weeën van de geboorte. – En zij baarde een kind, een zoon, die alle volkeren zou gaan regeren met ijzeren scepter. En haar kind werd ontrukt tot God en Zijn troon.
Hfdst. 12 : 1, 2, 5
(Ontvangen door Jakob Lorber)
Wat zou die ‘vrouw’ toch zijn, die in de hemel met de zon bekleed verschijnt? Die ‘vrouw’ is het edele beeld van een mens zonder voortplantingskracht, maar wel in staat tot voortbrengen en ontvankelijk. Dus is deze vrouw een volkomen evenbeeld van de mens en derhalve geen karikatuur, geen vertekend beeld van de mens.
Zo is ook Mijn leer, die toch zeker wel in de meest volkomen hemel verschijnt, omdat zij in Mij is en uit Mij voortvloeit, evenals de vrouw een meest volkomen evenbeeld van de geestelijke mens is, op zich zelf niet tot voortplanting in staat, maar de mens wordt door haar bereid al het goede uit liefde te ontvangen, hetgeen is de reine, hemelse, goddelijke liefde als het eeuwige geestelijke leven uit Mij, hetwelk is het ‘kind’, waarmee Mijn leer bevrucht wordt in het hart van de mens.
Er is hier echter beslist alleen van Mijn zuivere leer sprake als van een volmaakte, hemelse vrouw, dus niet van een dwaalleer en niet van een apewijfje. Dat deze volmaakte vrouw of Mijn zuivere leer zeker met de zon of met Mijn Licht van alle licht bekleed is, omdat zij uit Mij Zelf voortkomt, dat zal toch zeker wel heel natuurlijk zijn!
Maar omdat deze meest volmaakte, hemelse vrouw of Mijn zuivere leer slechts tot opneming van de hemelse liefde uit Mij in staat is, treedt zij de maan, zijnde het symbool van de eigen – of wereldliefde, met de voeten als een aan haar hemelse aard volledig tegengestelde polariteit. En zo is zij ook getooid met twaalf ‘sterren’ of met de tien geboden van Mozes en daarboven met de twee geboden der (Christen -) liefde, en zeker niet met de twaalf apostelen en ook niet met de twaalf stammen van Israël, maar – zoals gezegd getooid met alle twaalf wetten van het eeuwige leven.
De vrouw, of de daadwerkelijke liefde uit Mij in de mens wordt en is reeds zwanger. Waarmee? – Hebt u nooit iets over de wedergeboorte gehoord? Staat er niet: ‘Wie niet wordt wedergeboren uit de geest, die kan in het rijk Gods niet ingaan!?’
Ziet: het kind, waarvan de vrouw zwanger is, is de zuivere goddelijke liefde, die echter door de veelvuldige zelfverloochening de uiterlijke mens veel pijn doet, totdat deze hemelse liefde in de geest van de mensen door zichzelf rijpt tot de heerlijke wedergeboorte voor het eeuwige leven.
Men moet zich echter niet voorstellen dat de leer naar de letter als de genoemde vrouw zwanger zou worden, want alleen de levende, daadwerkelijke leer, in het geloof van de mensen opgenomen, is de genoemde zwangere vrouw, uit wie de goddelijke liefde als een nieuw kind wordt geboren, en dat is dan de wedergeboorte tot het eeuwige leven.
Dat kind is dus een jongen! Waarom dan geen meisje, dus een vrouw in wording? – Omdat in deze liefde, zoals in de man en niet in de vrouw, de scheppende voortplantingskracht ligt en liggen moet.
Dit kind, of de uit Mijn leer geboren goddelijke liefde in de geest van de mens, zal dan met ijzeren scepter of met de meest onbuigzame goddelijke kracht alle volkeren of alle uitdagingen en zinnelijke hartstochten van de wereld temmen; het zal daardoor uit Mijn kracht de geest van de mens, al zijn genegenheid tot Mij trekken, en hij zal zijn gelukzaligheid putten aan Mijn troon, welke eeuwig de ware wijsheid uit Mij is! .
Ziet, dat is de zeer begrijpelijke zin van deze verzen; zo moet alles in dit enige ware licht worden gezien en begrepen.