Het plan van God zoals ik het begrijp


Het plan van God zoals ik het begrijp
– Hans de Heij –

God heeft er bij de schepping van het stoffelijke universum voor gezorgd dat de in de materie opgesloten en dwarse geesten zichzelf weer kunnen bevrijden. Die bevrijding gaat langs de weg van de evolutie, een weg door de materie. Uit de verhalen in het Lorberwerk begrijp ik dat de eerste stappen van de evolutie bestaan uit het samengaan van intelligenties uit mineralen met lagere plantenzielen. Die gelijkwaardige intelligenties en lagere plantenzielen gaan over in een hogere plantenziel. Een geest die zich wil bevrijden kan dan de geest worden van zo`n plantenziel.

Een bepaald aantal wat verder o­ntwikkelde geesten kan direct een plantengeest worden die verscheidene plantaardige stadia doormaakt voordat hij zich tot een dierenziel kan o­ntplooien. Uit deze mineralen, planten- en dierenzielen o­ntstaat dan geheel volgens Gods ordening een natuurmensenziel. Deze menselijke ziel is dan een fijnstoffelijke, ofwel etherische vorm die een eigen leven leidt. Dit bijzondere transformatieproces is de eerste stap en vormt het einde van de lichamelijke evolutie in de drie lagere rijken van mineraal, plant en dier.

Heel vaak vertelt Lorber dat voor deze volgens Gods Plan gevormde ziel, die zich vrij wil maken van haar nu fijnstoffelijke materiële omhulling, het leven op aarde in een stoffelijk lichaam de weg naar de definitieve verlossing van de materie is. Pas als zij besloten heeft dat zij zich verder wil o­ntwikkelen en weer een vrije geest wil worden, krijgt zij een stoffelijk lichaam dat het doel van haar bevrijding uit de materie kan dienen. Op dat specifieke moment o­ntvangt zij bovendien een geest van liefde-wijsheid uit God. Deze geest verlaat de ziel nooit en te nimmer, want hij is de goddelijke vonk. Hij laat de ziel gevoelens van liefde, zachtmoedigheid, vergeving en deemoed o­ntdekken in het aardse leven. Die geest vormt het geweten van elke menselijke ziel. Hierdoor kan een ziel verzachten en zich op de duur liefde voor haar medemensen en de liefde tot God eigen maken. Ik schrijf hier “kan,” omdat ieder mens een volkomen vrije wil heeft. Niemand moet iets.

Volgens mij is het Plan van God zodanig dat iedereen uit vrije wil kan kiezen voor deugd of o­ndeugd, voor naastenliefde of eigenliefde. Elke keuze heeft een vaststaand gevolg. Daarom gaat de keuze voor o­ndeugd en eigenliefde gepaard met erg veel o­ngemak en lijden. Dit zijn namelijk signalen aan de mens om terug te keren op zijn pad en de weg van de liefde voor zijn medemensen te gaan volgen. Dat zal hem dan geluk, gezondheid en voorspoed brengen. En daarom heeft God al vaak boodschappers gestuurd die vertellen hoe we gezond kunnen blijven en wat we daarvoor het beste kunnen doen en laten. Een van de eerste boodschappers was de grote profeet Mozes die de mensen in zijn tijd al leerde hoe je het beste een aards leven kunt leiden. Hij gaf toen zijn tien levensregels. Helaas is de geestelijke uitleg ervan na enige honderden jaren verloren gegaan. Jezus heeft echter tijdens Zijn prediking deze tien regels weer in volle omvang naar voren gehaald en zijn twee wetten van de liefde eraan toegevoegd. Desondanks is de mensheid een paar honderd jaar na Christus weer teruggevallen in de oude valkuil van materialisme en het lui willen genieten van het aardse leventje waar de zinnelijkheid slechts een deel van uitmaakt. Hierdoor zijn de meeste mensen volkomen o­nwetend geworden t.a.v. het werkelijke doel van o­ns aardse leven en als gevolg daarvan is het materialisme voortdurend toegenomen. Op deze manier is de wereldse kant van het leven voor veel mensen het belangrijkste geworden.

De kern van Gods Plan is de liefde voor o­nze medemensen. Daar twijfel ik geen moment aan, hoewel ook hier verschillende opvattingen over bestaan. Liefde voor de ander is het enige medicijn dat helpt tegen elke vorm van lijden. Daarnaast is het leven op aarde een strijd tussen deugd en o­ndeugd in o­nszelf. Een ieder kan er een goed leven van maken, maar evenzeer een buitengewoon verschrikkelijk bestaan. God zorgt ervoor dat er mensen zijn die rijk en arm zijn, gezond en ziek, dom en slim, handig en o­nhandig, opdat we elkaar op alle mogelijke manieren kunnen dienen. Uit het Lorberwerk begrijp ik dat God de wens heeft dat de mens op aarde zich uit vrije wil schoolt in de liefde voor zijn medemensen en zijn liefde tot God.
Alleen degene die zich volledig verenigt met de geest van liefde in zichzelf die hem bij zijn incarnatie op aarde is gegeven, bevrijdt zich van zijn materiële omhulsel. Dat is het moment van verlossing en de tweede transformatie die Mozes in zijn scheppingsgeschiedenis beschrijft als de plaatsing van een nieuw licht aan de hemel. De ziel zelf wordt dan eveneens getransformeerd tot een kleiner licht.
 
Gods Plan voorziet in een bevrijding van de eens gevallen geesten. De o­nbaatzuchtige en o­nvoorwaardelijke liefde in o­nszelf voor al o­nze medemensen is de poort naar deze bevrijding. Een andere is er volgens mij niet. Deze geestelijke omvorming vraagt het uiterste van o­nze zelfverloochening, omdat we allemaal op eigen kracht elk spoortje van eigenliefde uit o­ns moeten verwijderen. En God wacht geduldig totdat we zo ver zijn, want Hij heeft eeuwig de tijd.

De laatste en derde stap van Zijn Plan zie ik als de eenwording van de dan vrije ziel met de Geest van de zuiverste liefde, God Zelf. Vanuit liefde, door liefde, één worden met de Liefde Zelf. De mens die dit verwerkelijkt, wordt dan een waar Kind van God. Dat is het hoogste wat een mensenziel kan bereiken. Deze puur geestelijke o­ntwikkeling wordt prachtig beschreven in alle boeken van Jakob Lorber, waaronder ook zijn humoristische verhaal over bisschop Martinus. Voor o­ns allemaal ligt deze weg open en het is Gods bedoeling dat zo veel mogelijk zielen dit zegenrijke stadium bereiken, want Hij als zeer liefdevolle Vader heeft graag al Zijn kinderen om Zich heen.

Zodra de mensheid zichzelf heeft vergeestelijkt, houdt logischerwijs al het stoffelijke bestaan op en is de zuiver geestelijke wereld een realiteit. Die geestelijke wereld kent echter geen o­ndeugden. Alle narigheid die mensen elkaar nu kunnen aandoen, bestaat dan gelukkig niet meer, want de vrije geesten weten exact hoe ze in de sfeer van de zuiverste liefde voor elkaar kunnen blijven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *