Angelus Silesius
Angelus Silesius is het pseudoniem van Johann Scheffler. Hij werd in 1624 geboren in een Luthers gezin in Breslau, dat tegenwoordig in Polen ligt. Tussen 1644 en 1647 studeerde hij medicijnen in Leiden. Gedurende die periode kwam hij in aanraking met de collegianten, reformatische christenen die het meer te doen was om mystieke bezinning en bezieling dan om dogmatische vorming en kerkelijke structuren. Deze groepen waren o.m. beïnvloed door de mysticus Jakob Böhme. Aan hun invloed is mede de rijping te danken van Silesius’ klassieke meesterwerk “Cherubunischer Wandersmann”. De dichter Paul van Ostaijen was een groot bewonderaar van Silesius.
Dit werk bestaat uit korte rijmen, die allemaal een bepaalde geestelijke waarheid uitdrukken. Het zijn uitspraken om over na te denken, plotselinge flitsen van inzicht, geschreven in de taal van die tijd. Hieronder staan een aantal van deze verzen:
______________________________________________________
Vandaag is Christus zo als gisteren en morgen:
Tot in der eeuwigheid, ontsluierd en verborgen.
Het kruis op Golgotha verlost u van geen kwaad,
Zo in uw eigen hart het niet geheven staat.
Gij jaagt de hemel na: weet dat hij in u is,
En zoekt gij elders hem, gij loopt hem aldoor mis.
De wijsheid is een bron: hoe meer men daarvan drinkt,
Hoe overvloediger het water daaruit springt.
Gij zelve maakt de tijd: het uurwerk zijn de zinnen,
Zet gij de onrust stil, het eeuwige gaat beginnen.
Als gij het Eeuwig Woord in u wilt horen spreken,
Laat dan het mensenwoord de stilte niet verbreken.
God is in mij het vuur, ik ben in hem de schijn,
Zo moeten wij elkaar wel zeer gemeenzaam zijn.
Indien gij iets bemint, bemint gij niets voorwaar,
God is niet dit of dat, verzaak dit iets dus maar.
De liefde, is zij nieuw, bruist op als jonge wijn,
Hoe ouder dat ze is, hoe stiller ze zal zijn.
God is zó hoog en groot; wou hij zichzelve meten,
Hij zou, al is hij God, de afstand toch vergeten.
Eer dat ik hier bestond, bestond ik in Gods leven.
Daarom heeft hij voor mij zich heel en al gegeven.
De wijze als hij sterft, verlangt de hemel niet,
Want hij bezat die reeds eer hij het leven liet.
Het bovenaardse licht aanschouwt men in dit leven,
Zodra men is bereid het licht hier op te geven.
Hoe kan men ware liefde van valse onderscheiden?
Vraag welk van die twee standvastig is in lijden.
Acht hier een mensenziel zich kleiner nog dan klein,
Hij zal in ‘t hemelrijk de allergrootste zijn.
Gij zegt: het vuur der hel, daar helpt geen blussen aan!
En zie, de boeteling volstaat één enkele traan.
Wat is, vraagt gij, mijn vriend, het allerhoogste leven?
Te sterven aan zichzelf om zich aan God te geven.
____________________________________________________
Uit: Angelus Silesius, “Zwerver tussen hemel en aarde”, ingeleid en vertaald door Jacques Benoit, Uitgeverij Kluwer, Deventer, 1971. Oorspronkelijke titel “Cherubinischer Wandersmann”.