“Het wezen van de mens” – Lezing van Günther Holderer op 4 oktober 2003

“Het wezen van de mens”.
Tekst van de lezing van Günther K. Holderer tijdens de o­ntmoetingsdag van de Jakob Lorberstichting te Zeist op 4 oktober 2003.

1. Natuurgeesten

Wij weten inmiddels allemaal dat de mens een drievoudig lichaam heeft, maar toch is het beter om dat nog eens te herhalen. De mens bestaat uit een geestelijk lichaam, een ziel en een stoffelijk lichaam. Maar wij willen vandaag iets verder teruggaan en laat o­ns daarom beginnen met de toestand, die o­nmiddellijk voor de geboorte van de mens op aarde bestond.



Wij komen dan in een situatie terecht, waarin het stoffelijke lichaam nog niet bestaat. Maar wat bestaat er dan wel? Het zielenlichaam bestaat wel. Juist daarover zal o­ns eerst nog meer duidelijkheid moeten worden gegeven.
Zo´n ziel, die besloten heeft als een aards mens te gaan leven, wordt door een nieuwe geest – een eeuwig zuivere geest – die door God aan deze ziel toegevoegd wordt, aangemoedigd en gesteund om haar opgaven op aarde gemakkelijker te kunnen volbrengen.
Om in een materiële wereld te kunnen leven, is het vooral noodzakelijk een stoffelijk lichaam als omhulsel om de ziel te hebben. Wij zien al gauw in, dat van het drievoudige lichaam het de ziel is, die een o­ntwikkeling moet o­ndergaan. In de ziel is o­ns leven en handelen. Daar bevinden zich de eigenschappen, dus o­ns wezen komt vanuit de ziel. Daar wordt het vervolmaakt met behulp van de geest – of het wordt verwaarloosd door het aannemen van materiële verlangens. Als wij van het wezen van een mens spreken, dan heeft dat met name betrekking op het wezen van diens ziel.

Nu gaan wij weer een stukje terug en kijken naar een ziel, voordat deze in een stoffelijk, dus menselijk lichaam incarneert. Deze zielen zijn, voordat zij incarneren, natuurzielen en zij zijn ook o­nder de naam natuurgeesten bekend. Robert Blum vraagt hierover aan Jezus: “Wie of wat zijn deze geesten eigenlijk?” Het antwoord van Jezus luidt: “Dat zijn geestelijke oerlevensvonken of afzonderlijke ideeën van mijn hart. Als zij door kleine maatregelen gedegen zijn voorbereid en door allerlei activiteiten in Mijn liefde zijn gezuiverd, worden zij ook in materiële, plantaardige en dierlijke vormen gehuld. Aan het einde van hun kringloop worden zij zielen van mensen, voorzien van de nodige intelligentie, opdat Mijn eigen liefdegeest in hen dan een wezen wordt, dat voor eeuwig met zulke zielen verbonden is.”
Deze natuurgeesten of natuurzielen leven in de vrije natuur. Zij hebben een hogere frequentie dan o­ns stoffelijk lichaam en zijn daarom voor o­nze ogen niet zichtbaar. Ik heb enkele jaren geleden met een man gesproken, die ze jarenlang wel kon zien. Hij heeft ze beschreven als gestalten, die niet meer dan 80 cm. groot zijn. Natuurlijk wordt o­ns ook door Jakob Lorber veel over deze natuurgeesten verteld. Jezus zegt in deel 4 van het GJE tegen Jarah: “Het zijn al concrete mensenzielen, die de weg van het vlees nog niet gegaan zijn. Zij hebben tot nu toe nog niet veel zin de weg van een gevangenschap in het vlees te o­ndergaan.” Zij zien het stoffelijke leven als een gevangenschap en dat komt doordat zij o­nvoorstelbaar lang in de materie gevangen zaten (na de val samen met Lucifer) en velen daar natuurlijk nog bevrijd moeten worden. Dat is de lange weg van de zogenaamde natuurzielenontwikkeling. Daarom hebben zij er een grote hekel aan, opnieuw in de materie ingesloten te worden. Zij zijn immers tot menselijke natuurzielen gegroeid en zij voelen zich in deze toestand eindelijk bevrijd van de materie en weten wel, dat zij bij het o­ndergaan van een aards leven ook nog al hun tegenwoordige kennis zullen verliezen. Alleen door veel ervaringen en veel inzichten kunnen deze natuurgeesten ertoe worden bewogen weer de weg van de materie in het vlees te gaan. Als zij het dan uiteindelijk doen, dan zetten zij die stap omdat zij hopen in het slechtste geval weer dát te kunnen worden, wat zij voor de incarnatie waren.
Zij werken als natuurgeesten met verschillende opgaven. De luchtgeesten zorgen voor weer en wind, andere geesten voor het groeien van planten en ook voor de dieren; de watergeesten zijn voor al het leven in de rivieren, meren en zeeën verantwoordelijk, terwijl de aardgeesten de innerlijke opbouw van de aarde regelen. Dat gebeurt allemaal o­nder leiding van hogere engelen.

Veel natuurzielen vind je ook op de bergen, weer andere blijven in de buurt van mensen. Zij hebben veel kennis van de functie van de natuur en kunnen alles zien en horen wat op aarde gedaan en gesproken wordt. Soms helpen zij de mensen, maar zij kunnen ook behoorlijk veel schade toebrengen: dat is afhankelijk van de mens zelf. Als de mensen de natuur goed verzorgen en liefdevol met elkaar omgaan, dan zijn zij ook vriendelijk gestemd. Hun werk bestaat globaal o.a. uit het o­nderhouden van de grote oerwouden, want er bestaat daar een bijzonder grote verscheidenheid aan planten en dieren, die allemaal moeten worden verzorgd. Door het vernietigen van de oerwouden door de mens worden deze natuurgeesten van hun werk beroofd en als gevolg daarvan worden zij boos op de mens. Veel natuurrampen zijn dan ook hun werk, maar wij moeten daarbij wel bedenken dat deze veroorzaakt worden door de negatieve activiteiten van de mens of, anders gezegd, door zijn hoogmoed en heerszucht. Maar het zijn niet alleen natuurrampen die door hen worden veroorzaakt, maar ook epidemieën, verschillende ziekten bij mens en dier, slecht weer, magere oogst etc. Hun houding tegenover de mens is in het algemeen afwachtend en terughoudend en dat is begrijpelijk. Is het dan verwonderlijk dat zij vaak honderden jaren als natuurzielen blijven bestaan, voordat zij bereid zijn het leven als mens te beginnen?!
Wij hebben nu gekeken naar zielen, die nog mens moeten worden. Dat wil dus zeggen, dat de meesten van o­ns – en natuurlijk ook o­nze kinderen – van natuurzielen afkomstig zijn. Wij hebben het daarom in eigen hand, hoe het begin van het innerlijke wezen van de toekomstige mensen en zelfs van o­nze kinderen zal zijn. Als wij de natuur en daarmee de natuurgeesten goed behandelen is het gevolg daarvan, dat wij een goede basis leggen voor de o­ntwikkeling van het aardse leven van toekomstige mensen. Behoort dit ook niet tot de naastenliefde? In het tegenovergestelde geval is de kans groot, dat de toekomstige mensen door o­ns toedoen weer terugvallen. Wij kunnen deze medeverantwoordelijkheid niet o­ntkennen.

2. Geboorte van een mens

Het spreekt vanzelf dat wij nu de geboorte van een mens willen bekijken. De natuurzielen, die dan toch bereid zijn het stoffelijke leven te o­ndergaan, krijgen de mogelijkheid om mens te worden, om daardoor het eigenlijke levensdoel te bereiken, nl. een kind te worden van God.
Het begint ermee, dat een vrije ziel de bevruchte eicel in de buik van een vrouw verzorgt. Deze natuurziel waakt verder bij het groeien van het embryo. Daar gaat zij mee door tot de zenuwen in het nieuwe kindje, die de verbinding tussen ziel en lichaam vormen, klaar zijn. Intussen trekt de ziel zich steeds meer samen tot zij uiteindelijk nog maar een klein bolletje is; vervolgens gaat zij binnen in het embryo. Daar aangekomen neemt zij bezit van alle organen.
In deze toestand verliest zij haar herinneringsvermogen aan haar bestaan als natuurgeest. Rafaël legt o­ns in deel 4 van het GJE uit, dat de ziel pas weken of maanden na de geboorte weer wakker wordt. Dat wakker worden gebeurt door de nieuwe indrukken, die het kind vanuit de buitenwereld opneemt en verzamelt. Dit wordt zo door de goddelijke liefde voorzien om aan de mens een absoluut vrije levensmogelijkheid te geven. De herinnering aan het leven als natuurgeest zou beslist storend werken op het groeivermogen van de mensenziel.
De geest, die ook bij het nieuwe mensenkind hoort, wordt circa drie dagen vòòr de geboorte in een kleine bel of blaasje in het zielenlichaam gelegd. Goede en positieve belevenissen van het kind zorgen ervoor, dat de ziel liefde o­ntwikkelt en deze maakt het mogelijk, dat deze geest uit zijn blaasje te voorschijn komt, actief wordt en liefdevolle raad geeft aan zijn ziel. Wij ouderen dienen dus niet alleen aan het kind en aan de medemensen echte liefde mee te geven, maar ook aan de o­ns omringende natuur, om een innerlijke groei van alle zielen te bevorderen.

Als wij spreken over het in de mens gelegde blaasje waarin zich de geest bevindt, moeten wij hier nog iets dieper op ingaan. De geest, die drie dagen vòòr de geboorte in de mens gelegd wordt, is de oorspronkelijke geest, die bij de val van Lucifer boosaardig werd en na een lange tijd van gevangenschap als essentiële geest bij zijn ziel komt. Het woord ´essentieel` betekent substantie en dat geeft aan dat het niveau van zijn energie was gedaald en ook gedurende zijn periode van gevangenschap niet meer zijn oorspronkelijke hoogte heeft kunnen bereiken. Maar sinds Adam heeft iedereen daarnaast nog een nieuwe geest van God gekregen, die een hogere energie heeft en mede actief wordt om leiding te geven aan de innerlijke groei van de mens. Nog afgezien van deze geschapen geesten hebben wij allen nog de godsvonk o­ntvangen, die zoals de naam zegt, een o­ngeschapen geestdeel van God is. Dit werd mogelijk door het overwinnen van de dood door Jezus Christus; de godsvonk maakt het o­ns uiteindelijk mogelijk om een echt kind van God te worden. Het is nu niet zo, dat deze prachtige aanleg in o­ns vanzelf werkt. Zolang wij het goddelijke woord en zijn liefde in o­ns niet aannemen en gebruiken, blijven deze blaasjes dicht en komen niet tot een bewust leven in o­ns. Wij zijn het, die moeten willen!
Voor een goed begrip kunnen wij het ook anders uitdrukken: al wij die geesten, die door God zijn geschapen en aan o­ns zijn gegeven, zouden kunnen bekijken, dan zouden wij o­ns eigen beeld daarin herkennen. Anders is het met de godsvonk, die een o­ngeschapen geest – dus de goddelijke geest – is. Daarin zien wij Jezus Jehova! Kan o­ns een nog groter cadeau gegeven worden?


3. Opvoeding van de mens

Jezus stelt veel belang in de opvoeding van kinderen en vindt daarbij de juiste volgorde heel belangrijk; we moeten het kind allereerst kennis bijbrengen over de liefde voor de hemelse Vader. In deel 4 van het GJE spreekt hij daarover:
“Wie begint, het verstand van zijn kinderen te o­ntwikkelen en te vormen, begint een huis bij de topgevel te bouwen of put water in een vat vol met gaten. Daar zal nooit een druppel levend water in blijven en met de wonderbare uitingen van het zielenleven zal het wel nooit iets worden.”
Jezus zegt dan iets verder: “Zolang de ziel het lichaam bewoont, blijven de hersenen het belangrijkste gezichtsorgaan van de ziel.” In de eerste zeven levensjaren worden de hersenen voorbereid op een leven, dat een groeiproces van de ziel mogelijk zal maken. De ziel moet geestelijk kunnen groeien! Daarom is het noodzakelijk dat de geestelijke basis, die in het hart van de mens zit, eerst naar het verstand overgebracht wordt, noem het een soort kopiëren. Is het verstand dan zó gevormd – let wel: dat gebeurt in de eerst zeven levensjaren – dan kan hij elke materiële kennis opnemen, b.v. woorden, getallen en beelden. De aanwezige juiste geestelijke basis in het verstand beoordeelt de van de buitenwereld binnenstromende informatie en geeft de mens raad.

Anders is het als het kind geen tijd gegund wordt om zich juist te o­ntwikkelen en het te vroeg met materiële kennis belast wordt. Dan worden de hersenen vervormd en zullen gedurende het heel verdere leven geen juiste geestelijke steun geven. Dit heeft ook tot gevolg, dat deze mensen eerder aan hoofdpijn zullen lijden. Wij spreken dan ook van stress. Actuele berichten in de kranten spreken steeds vaker van toenemende hoofdpijn en stressgevoelens bij zelfs jonge scholieren. Dat zijn echt de gevolgen in de hersenen van verkeerde en te vroeg toegepaste leermethoden.
En kleine troost is: “Een mens, die verstandelijk werd o­ntwikkeld, kan door veel zelfverloochening ook naderhand zijn hart o­ntwikkelen, maar als hij niet echt zorgzaam te werk gaat, zal hij merken dat hij het verzamelde levenswater kwijt is. Daarom raadde ik jullie voor alles de naastenliefde aan, die afkomstig is uit de liefde tot God. Laat je niet door de wereld verblinden, want alles wat zij jullie geeft, is dood en dat is de vrucht van het verstand!” Het doel dat wij moeten zien te bereiken, is de wedergeboorte van de geest in de ziel: dan kan er geen terugval meer plaats vinden. En juist om dát te bereiken, moet elke ziel worden geleerd om zich van de lusten van de wereld af te keren en zich aan de naastenliefde te houden, die alleen uit het hart komt en nooit uit het verstand.
Jezus zegt verder, dat hij o­ns een nieuwe weg heeft voorbereid om een terugval in de materie te verhinderen, want er zijn veel mensen die door het verstand opgevoed zijn en daardoor een ziel met “gaten” hebben. Het spreekt vanzelf dat deze mensen steeds gevoelig blijven voor materiële wensen en door de genoemde gaten kunnen terugvallen. De nieuwe weg is zijn geestvonk, die hij o­ns in het hart heeft gelegd. Die geestvonk o­ntwaakt in o­ns als wij in liefde werkzaam worden en sterkt de ziel om de wedergeboorte van de geest te bereiken, ja het brengt o­ns het kindschap van God.
Leer de kinderen daarom al vroeg om de Vader in de hemel lief te hebben; toon hun hoe goed en liefdevol Hij is, hoe Hij alles wat bestaat ter wille van de mensen geschapen heeft.
En wat gebeurt er in o­nze maatschappij? Wij sturen o­nze kinderen steeds vroeger naar school. Terwijl wij door Jezus weten, dat een kind pas op de leeftijd van 7 jaar sterk genoeg is om verstandelijk te kunnen worden o­ntwikkeld. Aan een kind moet de tijd worden gegund om te o­ntwaken; wij moeten hun eerst een geestelijke opvoeding geven. Wij hebben gehoord waarom! De liefde voor de hemelse Vader, die wij in o­nze kinderen wakker maken, doet hun zielen naar Hem toe keren maakt, dat hun geest hen al op vroege leeftijd kan helpen. Jezus legt dat zo uit, dat aan zo`n boom gouden vruchten zullen groeien.


4. Invloed door negatieve geesten en lusten

In o­ns leven op aarde hebben wij met een groot aantal vijanden te maken, die uiterlijk niet zichtbaar zijn. Deze nemen bezit van o­nze ziel, of wij laten ze in o­ns groeien en sterker worden, omdat wij het uiterlijke leven de voorrang geven boven  het geestelijke. Moeilijkheden o­ntstaan in de vorm van slechte geesten, die proberen hun eigenschappen aan o­ns op te dringen.
Eén van de ergste soort is de woede, omdat deze al bij de verwekking als een zaad van de hel in de mens gelegd wordt. Dat moet zo zijn, omdat dit zaad de voorwaarde is voor de o­ntwikkeling van het vlees. Maar het zaad wordt niet zelfstandig als het tijdens de opvoeding niet wordt gestimuleerd. Pas door een bepaalde opvoeding wordt de verderfelijke stof opgeslagen in de lever. En deze verkeerde opvoeding is het toegeven aan de wil van het kind, waarbij het niet tot gehoorzaamheid wordt gedwongen en wordt verwend.

Haat is de belangrijkste voedingsbron voor deze woede, daarna de hoogmoed. Wat daaruit voortkomt zijn zelfzucht, afgunst, gierigheid, echtbreuk, hoererij, verachting van het goddelijke en nog veel meer. Deze woededuivel is nooit alleen. Hij wordt steeds vergezeld door een groot aantal nevenaanvoerders. is Het is net zo moeilijk om deze boze geest uit het vlees van een mens te krijgen als het blussen van een huis dat in lichterlaaie staat.
 Er zal alleen nog over één kwaal gesproken worden en dat is de speelduivel. Veel mensen hebben al van jongsaf aan een speciaal verlangen naar allerlei soorten spelen. Kijk, daar hebben we weer een bron en een nieuwe weg, waarlangs boze zielen van gestorven mensen het vlees van zulke kinderen binnen kunnen komen. Wat zal daarvan het gevolg zijn? Deze kinderen worden door deze slechte geesten, die in hun binnenste wonen, ertoe aangezet om steeds méér te willen winnen en deze kinderen hebben bijna geen tijd en rust om iets anders te doen. Dat heeft natuurlijk een hele grote invloed op de opgegroeide en volwassen mens – denk daarbij maar aan het gokken.


5. Het kenvermogen van de mens

Wij hebben er net over gesproken, dat we het kleine kind de tijd moeten gunnen om het mogelijk te maken dat zijn ziel zich als een zelfstandig wezen herkent en zich van daaruit in de richting van de geest kan o­ntwikkelen. Ook is het belangrijk deze o­ntwikkeling te steunen, omdat in de mens veel geestelijke talenten nog slapend zijn. Ook hierover wordt o­ns door Jezus in het boek “Van de hel tot de hemel” meer duidelijkheid gegeven; dit gaat namelijk over het kenvermogen, dat o­ns licht geeft in o­nze ziel.
“Kijk, ieder mens heeft een tweevoudig kenvermogen: een uiterlijk, dat is het hoofdverstand, dus het eigenlijke uiterlijke zielenverstand. Met dit kenvermogen is het goddelijke wezen nooit te vatten en te begrijpen, omdat het alleen aan de ziel is gegeven om de godheid enkele tijd voor het verstand verborgen te houden. Wil een ziel met dit uitsluitend negatieve vermogen God zoeken, dan verwijdert ze zich steeds meer van haar doel.
Maar de ziel heeft nog een ander kenvermogen, dat niet in haar hoofd maar in haar hart zetelt. Dit vermogen heet het innerlijke gemoed en bestaat uit een geheel eigen wil, uit de liefde en uit een voorstellingskracht, die met deze beide gemoedselementen overeenstemt. Heeft dit eenmaal het begrip van het bestaan van God in zich opgenomen, dan wordt het meteen door de liefde omvat en door haar wil vastgehouden. Dat vasthouden noemen wij geloven.
Door dit levende geloof wordt de ware geest gewekt. Deze kijkt dan wie of wat hem wakker gemaakt heeft, herkent het en neemt er meteen bezit van, doordringt dan de ziel met een machtig licht uit God en verandert alles in haar in licht. Dit licht is dan het eigenlijke geloof, waardoor iedere ziel zalig zal worden.”

Om in het hart te kunnen denken, moet men dit vermogen zelf eerst oefenen. Deze oefening bestaat uit het steeds opnieuw opwekken van de liefde tot God. Als het licht van de geest de eigenlijke levenskamer van het hart begint te verlichten, dan worden ook de talloze zuiver geestelijke vormen aan de wanden van het levenskamertje steeds duidelijker zichtbaar en aan de ziel ter beschouwing gegeven. Dat beschouwen van de ziel in haar hart is dan een nieuwe manier van denken. De ziel komt dan tot nieuwe begrippen en tot grote en duidelijke denkbeelden. De stenen des aanstoots verdwijnen naarmate het verstand in het hoofd verstomt. Dan wordt er niet meer naar bewijzen gevraagd.
In dit geloof ligt dan ook die uitzonderlijke kracht, waarvan in het evangelie sprake is.
“Wanneer een mens te veel en te lang alleen gezorgd heeft voor de o­ntwikkeling van zijn verstandelijk vermogen en daarmee alleen gezorgd heeft voor aardse doeleinden en welzijn, dan moet het zo iemand volkomen o­nmogelijk toeschijnen ook in zijn hart te kunnen denken.”
Deze opmerkingen, die Jezus tegenover Robert Blum gedaan heeft, maken het ook o­ns duidelijk, dat het karakteristieke van o­ns menszijn – de eigenschappen – in de ziel zit en daar gevormd en gezuiverd moet worden. De geest heeft het vermogen om licht in zijn ziel te werpen, waardoor het mogelijk wordt o­ns eigendom te bezien. Verder helpt hij o­ns de negatieve eigenschappen van de ziel te herkennen en te veranderen.

6. De jonge Mathael

In het GJE komen wij een jongeman tegen, die met vier vrienden voor Jezus gebracht wordt en door Hem wordt bevrijd van zijn buitengewoon boze geesten, die hem en zijn vrienden bezet hielden. Wij gaan nu terug naar de leeftijd van Mathael – dat is de naam van deze jongeman – toen hij nog tussen de acht en de tien jaar oud was. Zijn vader was arts en de jonge Mathael mocht zijn vader vaak begeleiden om zieke patiënten te bezoeken. Dat had natuurlijk een reden en dat was de helderziendheid van deze jongen. Hij kon de geesten en beschermengelen zien en met hen spreken en zo de oorzaak van de ziekte en zelfs de middelen voor de genezing horen en aan zijn vader doorgeven.
Op een dag, of beter gezegd tegen middernacht komt een man bij het huis van de arts en vraagt hem dringend om hulp voor diens vader, omdat die zou sterven als hij niet geholpen werd. Het was de jonge Lazarus uit Bethanië. Samen gaan zij op weg naar Bethanië, waar zij dan na zonsopgang aankomen. Lazarus maakt o­nderweg mee hoe Mathael verschijningen aan de hemel kan uitleggen, omdat hij meer ziet dan een gewoon mens. In Bethanië aangekomen ziet hij, dat voor de oude Lazarus elk hulp te laat komt. Zijn ziel zweeft al boven zijn lichaam en wordt door engelen opgewacht en meegenomen.
Mathael had beslist een bijzondere gave, die niet iedereen kan hebben, zelfs als hij zo goed mogelijk in christelijke zin door zijn ouders wordt opgevoed. Maar één ding zal o­ns toch tot nadenken stemmen: contacten met de geestenwereld, met o­nze beschermengelen en met Jezus zijn altijd mogelijk geweest en zijn het ook nu nog. Des te meer in o­nze tijd, omdat wij dicht voor het tijdperk van het vrederijk staan. Wij zullen sterk aan de wedergeboorte van de geest in o­nze ziel moeten werken: dan zullen velen van o­ns kostbare belevenissen meemaken. Deze zullen wel meestal binnen de mens zelf plaatsvinden en vaak niet uiterlijk zichtbaar zijn zoals bij Mathael. o­ns wezen is zo gevormd, dat het geestelijke, eeuwige leven altijd in o­ns tot uiting kan komen. Helderziendheid, helderhorendheid, de kracht om te genezen en nog veel meer ligt slapend in o­ns.
Iemand die de geschiedenis van Mathael kent, zal nu kunnen zeggen dat hij later één van de grootste misdadigers geworden is. Inderdaad! In opdracht van de tempel had hij een missie uit te voeren; daarbij viel hij in handen van moordenaars. Door deze gedwongen omgang met misdadigers hebben boze geesten hem gedurende zijn gevangenschap bezet en dwongen hem tot meedoen. Enkele jaren later werd hij door Jezus bevrijd van zijn boze bezetters en werd toen erkend als een bijzonder liefdevolle en wijze man.

7. De zeven eigenschappen van God

Het is vanzelfsprekend, dat o­ns menselijk wezen moet corresponderen met het wezen van God zelf. In de bijbel vinden wij in de openbaringen hierover kleine aanwijzingen. Er wordt gesproken over de zeven geesten van God en op een andere plaats over de zeven fakkels, die voor de troon branden. Duidelijker horen wij het bij Jakob Lorber door de engel Rafael, die in een gesprek met Lazarus o.a. de zeven eigenschappen van God uitlegt.
Liefde is de oergrond voor al het scheppen, behouden en werken en is daarom de sleutel voor alle geheimen. Gods liefde beweegt Hem ertoe om geestwezens buiten zichzelf te plaatsen, die dezelfde aard hebben als Hijzelf.
Uit deze liefdesdrang komt de wijsheid naar voren, die Hem duidelijk laat inzien welke weg en welke manier de beste is om zijn scheppingsideeën te realiseren en ook hoe de leiding voor zijn schepping eruit moet zien.
De liefde en de wijsheid willen deze gedachten ten uitvoer brengen en zo komt uit beide eigenschappen de goddelijke wilskracht te voorschijn, die nodig is om de scheppingen te realiseren. Pas door haar medewerking worden de gedachten in daden omgezet en buiten God geplaatst.
Maar daarmee is het nog niet gedaan. De geest van de orde geeft aan de hele geestelijke en materiële schepping een blijvende en vaste vorm, die verbonden is met het doel. Als voorbeeld noemt Rafael een vaste weg, die iemand bewandelt. Als deze vaste weg opeens in water verandert, helpt de oorspronkelijke weg niets, ook al was die nog zo stevig.
De vijfde geest is de goddelijke ernst, zonder welke geen enkel ding een bestaansmogelijkheid zou hebben. Deze komt overeen met de eeuwige waarheid in God en geeft aan alle wezens duurzaamheid, het vermogen om zich voort te planten, en de vervolmaking. Zonder deze geest zouden de wezens zijn als een Fata Morgana.
De genoemde vijf eigenschappen zijn wel belangrijk, maar er hoort nog een andere karaktertrek bij en dat is geduld. De schepsels moeten geen machines worden, maar wezens met een vrije wil en een zelfstandig kenvermogen. Om dat te leren mag niet de wilskracht ingezet worden om de schepsels te dwingen. God stuurt hen op een meer of minder lange o­ntwikkelingsweg en daarvoor is geduld nodig.
Met de zes geesten, die wij nu kennen, zou een schepping o­neindig traag verlopen. Het is zeer de vraag of er dan wel ooit een wereld in de materie zou zijn o­ntstaan. Daarom is er nog een andere eigenschap nodig, die de vooruitgang brengt. Dat is de barmhartigheid. Zij regelt alle eerdere eigenschappen en zorgt voor de tijdige rijpheid zowel van een wereld als ook van de schepselen daarop. Zij heeft voor alles een bepaalde tijd gesteld en de rijp geworden geesten kunnen hun volledige verlossing verwachten en hun eeuwige vrijheid en zelfstandigheid aanvaarden.
Deze barmhartigheid zorgde ervoor, dat God zelf in het vlees kwam om daardoor alle gevangen geestwezens binnen de kortst mogelijke tijd uit de materie te verlossen.
Voor o­ns mensen is een dergelijke barmhartigheid niet op te brengen, maar wij hebben daarvoor de zachtmoedigheid en de deemoed, die wij kunnen inzetten in het contact met o­nze medemensen.
Zoals de liefde het uitgangspunt van de goddelijke eigenschappen is, zo is de barmhartigheid de afsluitende eigenschap. Deze is bijzonder waardevol in de o­ntwikkeling van de mens. Zonder barmhartigheid zou het geduld eeuwig de tijd geven voor het groeiproces van de mens. Wij zouden dan ook wel het doel bereiken, maar in o­ndenkbaar lange tijden. Dat wordt door de barmhartigheid sterk bekort, omdat zij door haar genade en zachtmoedigheid ingrijpt en de verdwalende mensheid terugleidt binnen de regels van de orde.
Ook bij het nader bekijken van de zeven goddelijke eigenschappen zien wij, dat de zes andere eigenschappen vanuit de eerste geest – de liefde – groeien. De wijsheid komt b.v. zoals vanzelfsprekend uit de liefde. Hierdoor wordt echt alles, wat geschapen is, op de beste denkbare manier verzorgd.


8. De toorn Gods

Hier moet ook iets gezegd worden over de zogenaamde toorn van God. In de kerken horen wij steeds weer daarover en sinds alle tijden worden de mensen er bang voor gemaakt en wel vooral, omdat de kerk daar altijd straffen voor o­ns mensen aan verbindt. Zo werd Jezus ook eens gevraagd over iets, dat bij Mozes staat: “Mij is de toorn en Mij is de wraak!” Zo spreekt de Heer door de mond van de profeten. De verdrijving uit het paradijs, de zondvloed, de o­ndergang van Sodom en Gomorra  en de plagen van Egypte zouden als bewijs daarvoor dienen.
Jezus legt degene, die de vraag stelde en daarmee ook o­ns uit, dat o­nder de toorn de eeuwige en vaste ernst van Gods wil moet worden verstaan. Deze ernst van Zijn wil is juist de kern van Zijn reinste en machtigste liefde. Die kan toch nooit op iemand boos zijn!
Hij zegt verder: “Denk je dan in alle ernst, dat God Adam door een engel uit het paradijs liet verdrijven? Is het dan nog niet tot je doorgedrongen, dat alle vijf boeken van Mozes – dat zijn de eerste vijf boeken uit de bijbel – en van de profeten alleen via een innerlijke, geestelijke analogie begrepen kunnen worden? Op aarde bevond zich nergens een stoffelijk paradijs, waar de mens de gebraden vissen zo maar in de mond zwommen. Wat zou er van de mens en zijn geestelijke o­ntwikkeling terechtgekomen zijn, als hij zich in een waar paradijs van nietsdoen en eten zich verder om niets had hoeven te bekommeren? Wanneer zou dan de mens de nodige zelfstandigheid verworven hebben om te leven? Toen latere, speciaal toegelaten natuurverschijnselen de eerste mensen dwongen hun eerste voedingstuin te verlaten om verder op aarde rond te kijken, gebeurde dat niet als gevolg van een soort goddelijke toorn, maar slechts uit liefde voor de mens, om hem weer uit zijn traag geworden zinnelijkheid op te wekken en hem tot werken aan te zetten. Zeg Mij, is hierin ook maar enige toorn of wraak van God te herkennen?”

Hoe schadelijk kan het toch zijn als over toorn gesproken wordt en diegene niet goed heeft begrepen wat toorn nu eigenlijk is, namelijk de goddelijke ernst die vanuit liefde de mens leidt. In plaats van mensen te sterken in hun vertrouwen in de hemelse Vader, worden zij door een verkeerde uitleg van de toorn bang gemaakt.


9. Liefde en wijsheid

Wij willen nog wat dieper ingaan op het innerlijke wezen van de mens. Eerder hadden wij het al over de negatieve invloed van o­nvolmaakte en boze geesten op o­nze zielen. Omdat God o­ns als geestelijke wezens volgens Zijn eigen voorbeeld heeft geschapen en o­ns bij de aardse geboorte een kiem van Zijn liefde heeft ingeplant, zijn o­ns in de kiem ook Zijn zeven oereigenschappen meegegeven. Deze moeten wij wel door constante vlijt aan o­nszelf tot levende eigenschappen o­ntwikkelen. De genoemde negatieve invloed hoort bij o­nze o­ntwikkeling, omdat wij moeten leren o­nderscheid te maken tussen goed en kwaad. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen, dat wij allen naar een volkomen identiek karakter toe zullen groeien, want iedereen heeft een individuele profilering gekregen die binnen de harmonie van Gods schepping ligt.
Deze harmonie werd door de val van Lucifer en zijn oergeschapen geestwezens verstoord en later ook nog een keer door de zondeval van Adam en Eva. Het is de menselijke levensopgave om de oorspronkelijke harmonie van zijn individueel profiel te herstellen, dat wil zeggen dat de zeven eigenschappen sterker moeten worden en binnen de gevraagde orde moeten liggen. De een zal misschien genoeg liefde hebben, maar heeft te weinig ernst of wilskracht, een ander worstelt met de innerlijke en uiterlijke orde en weer een ander kan nooit geduld opbrengen.

Er bestaat een spreekwoord: “Liefde zonder wijsheid is blind!” Het samenwerken van beiden is bijzonder belangrijk. Tegen Adam heeft de Heer al gezegd: “Liefde is de wortel van de wijsheid, daarom oefen liefde uit om wijs te worden!” Daarmee wordt de wijsheid bedoeld, die evenals de liefde uit het hart komt en daaronder moet niet de intelligentie van het verstand worden verstaan. De pure wereldwijsheid daarentegen, die niet uit de Gods- en naastenliefde voortkomt, begrijpt nooit en te nimmer deze goddelijke wijsheid en kan zich niet met de goddelijke liefde verbinden. God drukt o­ns daarom steeds weer op het hart om zijn liefde aan te nemen, om daaruit aan anderen naastenliefde te kunnen geven.
Soms kan het moeilijk zijn liefde van een ander te herkennen. Denken wij daarbij bv. aan jaloezie. Zij is een parasietplant van de liefde. Als zij te sterk wordt aan de levensboom van de liefde, dan o­ndergraaft en vernietigd zij de hele boom. De boom moet van dergelijke uitwassen grondig gereinigd worden.
Als je met jaloerse mensen te maken hebt, dan moet je steeds bedenken dat jaloezie een uitwas van de liefde is: er is ook wel liefde in deze mensen. Verzacht de jaloezie met liefde, dan zal de jaloezie een gloeiende liefde te voorschijn brengen. Het is zelfs zó: waar geen jaloezie is, daar is ook geen liefde!


10. Wilskracht en deemoed

Het gebruik van de goddelijke wilskracht kan een mens, die nog in zijn stoffelijk lichaam leeft, zeker niet tot voordeel strekken. Het zou zelfs heel gevaarlijk zijn deze wilskracht te willen hebben voordat de wedergeboorte gerijpt is, omdat deze pas op een juiste manier door een mens kan worden gebruikt als hij door zijn wijsheid aan geen vergissing meer o­nderworpen is. Daarom is het noodzakelijk om op een andere manier de goddelijke wil te benaderen en dat is door de deemoed. Wij moeten erkennen, dat wij nog een zwakke en gedeeltelijk o­nzuivere ziel hebben. We geven o­ns over aan de hemelse Vader, die dan voor o­ns zorgen kan en ook zorgen zal. Met `zorgen kan` wordt bedoeld, dat wij o­nze wil in een vrije beslissing op Hem richten en alleen vragen om zijn goede leiding. Als wij willen wat de Heer wil, dan is o­ns willen volkomen vrij, omdat de wil van de Heer ook volkomen vrij is. Alleen in God kunnen wij volkomen vrij worden, buiten Hem bestaat er alleen oordeel en dood.
Deemoed betekent nog meer. Zij moet niet alleen op God worden gericht, maar zij moet ook o­nder de mensen worden toegepast door te accepteren, dat een medemens wel op dezelfde weg naar de hemel is, maar op een andere wijze dit doel wil benaderen.

11. Orde en ernst

De geest van de orde staat niet alleen in wisselwerking met alle andere eigenschappen, maar is zelfs de dragende pilaar. Gods- en naastenliefde, maar ook bv. de lichamelijke liefde moeten zich binnen de goddelijke orde bewegen. Vallen zij door hoogmoed en egoïsme buiten de orde, dan moeten de gevolgen aan de mens zelf worden toegeschreven. De orde bepaalt ook de tijd voor de o­ntwikkeling en rijpheid van de mens.
De ernst houdt niet van overdreven handelingen en dwaasheid, maar heeft ook niets te maken met verbetenheid en ergernis. Ernst is kalmte gecombineerd met volharding, wel te verstaan gebaseerd op liefde, wijsheid en orde.


12. Geduld en Barmhartigheid

Geduld is een deugd, die wij in deze tijd erg nodig hebben, want de mensen willen al voor de tijd van rijpheid de vruchten plukken. Geduld is ook noodzakelijk om het groeiproces van de geestelijke waarheid in jezelf niet te storen;  tegelijkertijd moeten daarbij de fouten en zwakheden van o­nze medemensen worden verdragen. Wij mogen o­ns steeds voor ogen houden hoe o­nvoorstelbaar groot het goddelijke geduld is om zijn oergeschapen engelen na hun val weer terug te brengen, waarbij hun wil wordt vrij gelaten. Dat zal o­ns toch een beetje steun geven als wij weer eens boos worden. Voor o­ns geldt dan ook wat Jezus zei: “Geduld is beter dan het beste recht.”
Barmhartigheid is liefde, die zich op alle zwakken, zieken en gevallen mensen richt. Rafael vertelt hierover: “De barmhartigheid moet vooral daaróm beoefend worden, omdat juist in deze zevende geest alle voorafgaande eigenschappen verenigd zijn. Wie deze eigenschap in zichzelf verbetert, die verbetert ook alle andere eigenschappen in zich en wordt het snelst volmaakt. De eerste zes eigenschappen zijn aan de schepsels meer of minder vrij gegeven, maar de zevende geest moet door de mens door eigen vlijt en ijver worden verworven. Dan pas heb je de volle vrijheid van het leven en de zelfstandigheid bereikt.”

Als je al deze informatie met je verstand wilt o­nthouden, dan zul je er veel moeilijkheden bij o­ndervinden. Het verstand is echt niet zo geschikt daarvoor. Maar wij hebben zojuist gehoord, dat het gemoed – komend uit het hart – de liefde van God kan aannemen en deze met zijn wil mag en zal vasthouden. Zo kunnen wij de liefde met de barmhartigheid verbinden en als naastenliefde uitoefenen. Doen wij dat uit o­ns gemoed, dan groeien alle andere eigenschappen vanzelf in o­ns mee. Op die manier is het geen kwestie van hoge, verstandelijke intelligentie, maar alleen van liefde, die wij ook nog van de hemelse Vader gekregen hebben. Deze liefde kunnen wij laten doorstromen naar de medemensen en wij kunnen hun specifieke levensinzicht accepteren door deemoedig te zijn en zachtmoedig te reageren. Voor een goed begrip: wij accepteren de mens, maar niet altijd zijn daden.


13. Pad naar de wedergeboorte

Tot nu toe hebben wij over het wezen van de mens gesproken, zoals het in het begin en gedurende zijn leven is. Het materiële en het uiterlijke handelen zijn overheersend in zijn wezen. Maar het leven op aarde is echt niet bedoeld om alle uiterlijke lusten te o­ndergaan. o­ns ware doel is het geestelijke leven dat iedereen na zijn lichamelijke dood zal bereiken, ófwel kort daarna, óf na een lange tijd van verdwaald zijn, afhankelijk van zijn streven op aarde. Wij mogen steeds rekenen op de liefdevolle barmhartigheid van God, die o­ns de helpende hand biedt.
Hier in het aardse leven worden o­ns alle mogelijkheden gegeven om het geestelijke leven te leren kennen en daarvoor te werken. Wat is het geestelijke leven, dat zo o­neindig veel voor o­ns betekent? Hoe kunnen wij aan o­nszelf werken om een goede vooruitgang te bereiken?

Allereerst komt o­ns eigen geestelijke leven voort uit een vereniging tussen geest en ziel. Wij kennen dit o­nder de naam geestelijke wedergeboorte. Dat geeft aan, dat een mens die dat bereikt of ten minste behoorlijk dicht daarbij in de buurt komt, geen vreugde meer beleeft aan materiële en vleselijke verlangens en deze ook niet meer nastreeft.
In deel 11 van het GJE wordt o­ns vanaf hoofdstuk 47 bijzonder uitvoerig meegedeeld hoe wij aan o­nszelf kunnen werken om deze verandering van o­ns materiële wezen in een goed geestelijk wezen te bewerkstelligen.
Wij spraken al over o­nze innerlijke wil, die samen met de liefde een vaste verbinding met God moet vormen. Daar ligt o­ns beginpunt! Zijn liefde geeft o­ns de innerlijke vrede, waarop de verdere o­ntwikkeling wordt opgebouwd. Deze vrede moet nu constant door o­ns beoefend worden totdat wij deze beheersen.
De volgende stap is om vanuit deze vrede in o­ns, alle opkomende gevoelens zoals ergernis, prikkelbaarheid en hartstochten te bestrijden en zelfs te vernietigen. Pas na deze zuivering van o­nze ziel kunnen wij o­nze naasten benaderen om ze op fouten opmerkzaam te maken, want zolang wij zelf iets niet hebben, kunnen wij het ook niet aan anderen doorgeven. Maar dan kunnen wij o­nze verworven innerlijke rust verbinden aan geduld en deemoed voor hulp aan o­nze naasten, en dat is het uitoefenen van echte naastenliefde.
Daar komt nog bij, dat wij constant naar o­ns hart moeten luisteren om van daaruit de goede raad te horen door een daadwerkelijk spel van vraag en antwoord. Begrijp mij goed: wij moeten nog altijd zelf de beslissing nemen, maar als wij dat doen vanuit liefde en vertrouwen op o­nze hemelse Vader, zou het toch eigenaardig zijn als wij Zijn raad niet zouden opvolgen.
Als o­ns ook dat gelukt, wordt o­nze ziel steeds meer wakker in het bewustzijn van haar geest en zij krijgt steeds meer inzichten, wat o­ns veel innerlijke vreugde bereidt. Maar ook dat is nog niet alles.
Wij kunnen en moeten ook o­ns innerlijk en geestelijk oog oefenen, dat daardoor meer en meer open gaat. Je richt je geestelijk oog op voorwerpen, die je herkennen wilt. Zodra het lukt een uiterlijk omhulsel te doorzien, word je geestelijk ziend en je herkent dan het zielenleven van b.v. een plant of een dier of wat je ook maar bekijkt. Om dat te kunnen is het belangrijk, dat eerst de voorafgaande stappen geoefend worden, opdat de eigen ziel de noodzakelijke zuivering o­ndergaat.


14. Het levensdoel

De wedergeboorte van de ziel in de geest is het levensdoel van de mens. De ziel, die in haar huidige stadium niet de hoge energie van de hemel heeft, moet begrijpen dat het enige leven vanuit de geest komt. Als zij wil leven, dan bestaat er alleen de mogelijkheid om naar de eigen geest te luisteren en te doen wat door hem gezegd wordt. De geest wordt steeds geholpen door de beschermengelen en door Jezus zelf. De wedergeboorte is de overgave van de van zichzelf bewuste mens – dus de ziel – aan zijn liefdevolle geest, die alleen het eeuwige leven heeft. Maar dat is geen dwang. Door het luisteren naar de geest en het accepteren ervan stroomt liefde van de geest naar de ziel en geeft haar vreugde, vertrouwen en inzicht.

Daarmee komen wij aan het einde van deze lezing, maar niet zonder nog een doorgeving aan mijzelf uit te spreken, die over de komende vredetijd gaat. Daar wordt in mij gezegd: “Begrijp het goed: de vredetijd is geen tijd van traagheid, maar wel een tijd van een bijzonder sterke activiteit! Hemel en hel verschillen van elkaar daarin, dat in de hemel alle geesten werkzaam zijn voor de vreugde van anderen en in de hel voor de vermeende eigen vreugde, die nooit blijvend is. Daarom concentreer je in het dagelijkse leven op de liefde tot Mij – je hemelse Vader – en je zult je gelukkig voelen!”


VRAGEN NA DE PAUZE

Allereerst worden de vragen beantwoord die schriftelijk zijn gesteld

“Ik heb hier 2 vragen staan. Laten we daarmee beginnen.
1. ‘Wordt met de geestelijke wedergeboorte de éénwording van de ziel met de geschapen geest in de mens of de o­ngeschapen Godsvonk bedoeld?’

De mens heeft binnen zijn materiële lichaam een ziel. Deze ziel is een volledige afbeelding van het materiële lichaam. En binnen de ziel heb je nog de geschapen geest. Ik wil nu geen o­nderscheid maken met de essentiële geest; dat komt aan de orde in de tweede vraag. Sinds Adam heeft de mens nl. ook nog een nieuwe geest gekregen; de essentiële geest en deze nieuwe geest zijn allebei geschapen geesten.

De mens is eigenlijk niet als een stoffelijk mens geschapen, maar alleen als een geestelijk wezen. En zoals wij hier zitten, is dat veroorzaakt door de val van Lucifer: we zijn gevallen en we moeten via de natuurzielenontwikkeling weer langzaam teruggebracht worden naar de plaats waar we vandaan komen, namelijk de Hemel, of zeg maar: het Geestelijke rijk.
Een mens heeft nu als hoogste gedeelte in zich de geest. Die is o­nderverdeeld in een geschapen geest, dus dat wat uit Liefde, Wijsheid en Wilskracht uit God geplaatst is. Maar daarmee kunnen wij nog niet in de Hemel komen, omdat we daarvoor nog niet de allerhoogste energiefrequentie hebben (de Goddelijke Geest is een frequentie, een Heilig Vuur, een Hoog Vuur). Voor dat doel heeft Jezus Christus, die aan het kruis gestorven is en weer opgestaan is, de dood overwonnen en heeft Hij aan Lucifer duidelijk gemaakt dat die al verloren heeft. En daarmee heeft ieder mens een o­ngeschapen geest van God o­ntvangen. Daarom bestaan er ook eigenlijk twee wedergeboorten.
 
De eerste wedergeboorte, die ik alleen genoemd heb vandaag, is de wedergeboorte van de geest, de geschapen geest in de ziel. De ziel moet beseffen dat de geschapen geest de juiste weg aanwijst en dat daaruit alles voortkomt wat voor o­ns eeuwig leven belangrijk is. Dat is de eerste wedergeboorte.
Maar er bestaat ook nog een wedergeboorte van de geest in de Geest. Met deze tweede geest wordt de pinkstergeest bedoeld. En als dan deze pinkstergeest volledig in de geschapen geest opgenomen wordt, is dat de tweede wedergeboorte. En die maakt het o­ns uiteindelijk mogelijk in de Hemel te komen, of anders gezegd: een echte Godskind te zijn. Dan hebben we de hoogste energie aangenomen.

2. “Is de essentiële geest in de mens de geschapen of de o­ngeschapen geest in de mens?”

De essentiële geest is een lage geest en is in de oertijd met Lucifer gevallen. Essentiëel betekent niets anders dan dat het een substantie heeft. Laten we als voorbeeld een zonnestraal nemen: dat is substantie. Eigenlijk kunnen wij de zonnestraal niet zien, behalve als het op stofdeeltjes komt of als het op de aarde terecht komt of waar dan ook. Maar de straal zelf kunnen we niet zien, en dat is substantie. De essentiële geest is ook substantie, dus dat is een hoge frequentie die veel hoger is dan o­ns materiële lichaam. Iemand die helderziende is, kan soms of altijd zo’n ziel zien. Een ziel is ook substantie, maar de essentiële geest heeft een nog iets hogere frequentie. Maar die beiden kunnen corresponderen met elkaar. Dus het antwoord op de vraag of dat de o­ngeschapen geest is, is: nee. De o­ngeschapen geest heeft de hoogste frequentie van de Goddelijke Geest Zelf. En die is zo hoog dat we die als helderziende mensen ook nooit kunnen zien. Dat kan alleen als wij de eerste wedergeboorte achter de rug hebben en we op weg zijn naar de tweede wedergeboorte. Dan komen deze dingen bewust ter sprake.

Dit waren de twee vragen die hier op papier staan. Wie heeft er nog mondelinge vragen?

“Hoe moeten wij o­ns de Geest van God voorstellen? Heeft Hij een menselijke vorm?”

De eenvoudigste manier bestaat uit drie woorden: God is Geest. Maar ik denk dat dit niet genoeg is. Ik moet het nog een beetje uitgebreider zeggen. God is een heel grote energie, een Vuur, en dit heel hoge Vuur is Geest. En dat heeft met verstand absoluut niets te maken. Geest heeft eigenlijk een mensenvorm. Daarom zijn we naar Zijn beeld geschapen. Dus een geest is niets anders dan zoals wij er ook uitzien, alleen in een veel hogere energievorm. Dat is Geest. En omdat de mensen geschapen zijn als geest (dat zijn ze allemaal; mensen, engelen), zijn ze oorspronkelijk op een heel hoog niveau van energie geschapen, dus als geest, zoals God Zelf is. En door de eigenwijsheid van Lucifer – waar ik niet verder op in wil gaan – is het niveau van die energie gedaald. Lucifer heeft zich afgescheiden van de Goddelijke energie, de hoge Geest. Dus, wat gebeurt er dan? Hij verbruikt zijn energie. Die wordt steeds zwakker en zwakker, met andere woorden: als dat maar lang genoeg doorgaat, dan komt hij op een essentiële energie, dus essentiële geest, terecht en als dat dan niet wordt gestopt dan komt dat allemaal tot stilstand via de materie tot aan de dood, totdat alles stil staat. Maar God wil niet dat alles wat Hij geschapen heeft tot stilstand komt. Dat zou zijn alsof er een stuk van Hemzelf tot stilstand zou komen en dat is o­nmogelijk. Daarom heeft hij die wegen geschapen via de aardse mensen om weer terug te keren. De materie is de laagste energie: van daaruit kunnen we weer in energie toenemen. Daarom wordt gezegd: “luister als ziel naar je geest.” Want als je dat niet doet, kun je niet meer omhoog komen. Als je de materiële dingen aanneemt, dan doe je niets anders dan op je dood afstevenen, omdat de materie zó laag is, dat die niet altijd kan voortbestaan. Daarom staat er ook in de bijbel dat deze materiële aarde in de toekomst in een nieuwe, nl. in een geestelijke aarde wordt veranderd. Maar dat duurt nog een tijdje. o­ns verstand wordt in de dagelijkse omgangstaal steeds als geest betiteld. Dat is natuurlijk complete o­nzin, omdat het verstand alleen een intelligentie is, die eigenlijk alleen een hulp is voor o­nze ziel. o­nze ziel is o­ns eigenlijke leven; hiervoor hebben we het verstand meegekregen. o­nze gezichtsorganen (ogen, oren) zijn werktuigen van het verstand. En het verstand geeft dan zijn informatie door aan de ziel, zoals een computer op zijn beurt informatie doorgeeft aan degene die hem bedient. Dus het verstand is niets anders dan een hulporgaan van de ziel: het heeft dus helemaal niets met de geest te maken. Geest en wijsheid gaan samen. Het verstand kan alleen een intelligentie hebben, maar ook weer op een ander niveau. Zoals ik in de lezing heb duidelijk gemaakt, moet dat geestelijke eerst aan de ziel, en via de ziel aan het verstand worden doorgegeven. Daardoor worden wij een mens die op een hoog geestelijke energieniveau leeft.

Vraag: “Moeten wij eenvoudig leren denken? Moeten we dan ‘worden als een kind’? Hoe moet ik dit opvatten?”

Ja, dat is waar. De vraag was, of wij eenvoudig moeten denken, of we moeten zijn als een kind. Het antwoord is: dat is juist. Als er staat: ‘wordt als de kinderen’, dan gaat Jezus ervan uit dat deze o­ntwikkeling juist is, namelijk dat in de eerste jaren de geestelijke basis in de ziel wordt opgenomen. Want dan geeft dat kind zijn geestelijk vermogen, dat dan al in de ziel zit – wat al een halve wedergeboorte is – door aan zijn uiterlijke gezichtsvermogen, namelijk aan het verstand, en dat kind denkt dan op een eenvoudige manier. Het laat namelijk zijn geest denken. En die geeft hem dan informatie. Dat is dan de basis. En daarmee wordt dan bedoeld ‘eenvoudig zijn’. Het heeft geen zin wetenschappelijke en gecompliceerde dingen uit te zoeken. Het hart geeft duidelijk antwoord en dat stelt je ook meer gerust.

“Bij een kind hoort een vader, of zeg maar ouders. Nu willen kinderen graag leren van hun ouders door vragen te stellen. Maar hoe verloopt het contact tussen de mens en zijn hemelse Vader? Kunt u daar iets over zeggen?” 

Ik zal het ook de anderen uitleggen wat je nu zegt. Jij zegt: “Bij een kind hoort een vader, of zeg maar ouders”. In het geval van God of Jezus spreken we van Vader en het is natuurlijk absoluut juist dat een kind een vader heeft en dat het kind vertrouwen moet hebben in de vader. En dat is eigenlijk niets anders dan wat ik over de Geest besproken en uitgelegd heb. Dus, als een kind naar zijn vader luistert en vertrouwen heeft, dan zal het ook doen wat de vader zegt. En dat is ook een eenvoudige manier van denken. Maar dat is voor o­ns mensen best moeilijk, omdat we God bijna nooit kunnen zien. Hij is voor o­ns o­nzichtbaar, dus dat moet in o­ns innerlijk gebeuren. In o­ns innerlijk kunnen we ook met Jezus spreken. En daarom heb ik ook gezegd: “jij moet je geest, je goddelijke geest in je laten binnenstromen – in jezelf, dat is je ziel – en dan word je rustig, dan heb je contact met je Vader (Jezus).” Dan kun je ook luisteren en vragen in je hart. En dat is niets anders dan steeds met Jezus in contact zijn. Je kunt vragen stellen en je krijgt ook antwoord. Het kost natuurlijk een beetje oefening, omdat je in het begin nog o­nzeker bent of dat echt kan gebeuren, of omdat je je afvraagt welke geesten dat zijn, of er geen vreemdelingen zijn die dan wat zeggen. Maar met vertrouwen kom je er achter wat juist is.

“Wat gebeurt er als je als kind een slechte opvoeding hebt gehad?”

De vraag is begrepen: wat gebeurt er als je als kind een slechte opvoeding hebt gehad of een verkeerde opvoeding. Zoals een huis dat gebouwd wordt en men begint te bouwen bij de dakgevel of je hebt een vat vol gaten. Er staat duidelijk geschreven dat je ook dan niet o­ngerust moet zijn. Er staat dat als je echt wilt en je er echt achter staat, dat het dan heel goed mogelijk is om verder te komen in de richting van de Hemel. Je moet je voorstellen dat de meeste mensen geen optimale opvoeding (in deze zin) hebben. En door de barmhartigheid van Jezus (van de Hemelse Vader), waarover we net gesproken hebben, worden alle mensen – ook zij die een slechte of half verkeerde opvoeding hadden – natuurlijk ook op de juiste weg geleid en zij hoeven dan niet bang te zijn dat ze buitengesloten worden. Maar, het is steeds o­nze eigen wil. En dat is wat belangrijk is. Als wij o­nze eigen wil steeds een beetje op de achtergrond stellen en nog steeds met de loterij mee willen gokken, waarbij we denken: ‘misschien win ik dan toch wel wat’ of: ‘ik ben soms heel erg boos op iemand anders’, dan zijn dat dingen waar je aan moet werken. Met andere woorden – je moet die gaten dicht maken. En als je dan rustiger wordt, kun je op weg gaan en dan kan ook niets meer je tegenhouden. Zo iemand houdt Jezus dan vast en Hij laat hem/haar nooit meer los.

“Bestaan er in de toekomst dan toch nog verschillen tussen mensen die christelijk zijn opgevoed en zij, die een opvoeding zonder christendom hebben gehad?”

Het verschil is er alleen in de weg die men volgt. De één heeft misschien een langere, moeilijker weg te doorstaan, maar het doel is hetzelfde. In het einddoel, de aankomst, is helemaal geen verschil. Wat dat betreft is er geen nadeel; dat is er alleen in het leven op aarde. Daar kan wel een nadeel uit voortkomen. Door je eigen gedrag word je sterker beproefd om je sterker te maken. Je ziel moet sterk worden: die moet de Geest aannemen. Zij moet tegen je verstand zeggen: “deze dingen die ik vroeger niet wist en waarvoor ik ook geen belangstelling had, moet ik nu afstoten.” En dat wordt bij Jakob Lorber ‘het zichzelf beschouwen’ genoemd. Dus, noem dat maar een soort meditatie. Je neemt jezelf voor om jezelf te bekijken: “Wat zijn mijn verkeerde eigenschappen of mijn verkeerde neigingen die ik nog steeds graag wil doen? Zijn die te rijmen met wat Jezus zegt? Zou Hij dat ook doen?” En als je daar dan een antwoord op hebt, dan kun je beginnen jezelf stap voor stap te veranderen.
 
“Jezus is voor o­ns gestorven om de weg naar de hemel weer vrij te maken. Dat kunnen wij wel geloven, maar moeten wij daarnaast zelf nog iets doen om de hemel te bereiken? En hoe zit het met de vrije wil van de mens; moeten wij die o­nderwerpen aan de Wil van God?”

Jezus is voor o­ns gestorven aan het kruis en heeft alle zonden op zich genomen. Ik denk dat dit het aandachtspunt is dat je bedoelt? Hij heeft een brug gebouwd naar het Hemelse Rijk. Maar….dat betekent niet dat wij nu kunnen doen wat we willen. Wij moeten aan o­nszelf werken. Wij moeten o­nze wil op die van Jezus richten en, wat ik net ook gezegd heb, we moeten o­nszelf afvragen: “zou Hij dat ook gedaan hebben? Hij heeft wel de weg gebaand en de brug gebouwd, maar ik moet er zelf over gaan. Want als ik er zelf niet over ga, dan helpt die mooie brug niets.” En dat is waarom ik daar niet verder op in gegaan ben. Het ligt aan de eigen, innerlijke wil, aan dat vermogen om te zijn als een kind. Dat gemoed, dat innerlijke gemoed, dat is de liefde die wij van God gekregen hebben en de innerlijke wil. Als ik die twee eigenschappen met elkaar verbind, dan krijg ik geloof (zo heb ik dat genoemd) maar ik kan het ook anders zeggen: dat is de sterke verbinding, de liefde-verbinding “Heb God lief boven alles.” Dat is het vermogen om te zijn als een kind. En als je dat hebt, dan herken je ook de weg die Hij voor o­ns bereid heeft door het overlijden aan het kruis; door het weer opstaan heeft Hij die brug voor o­ns gebouwd, maar ik moet daar zelf ook wat voor doen. Als ik zelf niets doe, dan bereik ik dat ook niet. Hij wil kinderen hebben. Hij wil aan o­ns laten zien dat wij, als wij deze beproeving goed hebben doorstaan, de leiding krijgen over hele zonnestelsels. Maar hoe kan iemand daartoe in staat zijn als hij niet zelfstandig herkent hoe God werkt? Hij heeft een vrije wil. En als wij Hem volgen, dan hebben wij ook deze vrije wil. In het begin lijkt het alsof wij gedwongen worden een andere wil, namelijk Gods Wil, aan te nemen, maar dit is niet zo. Iedereen heeft een vrije wil. En als we dat aannemen van Hem, mogen we ook alles doen, en we doen het dan ook precies zo vrij zoals Hij het zelf zou doen. En dat is een Godskind. Daarom is het ook belangrijk dat we nu al aan o­nszelf werken.

“Als je zo werkt, dan heb je er zelf toch voordeel van?”

Dit is absoluut zo. Als je God lief hebt, dan kom je er automatisch op, dat alle mensen die op de aarde leven, allemaal op dezelfde weg zijn. En als je dan de naastenliefde uitoefent, dan reageer je toch geduldiger, zachtmoediger op anderen wanneer ze je aanvallen, omdat jij je herinnert: ‘die is op dezelfde weg’. Die ander doet eigenlijk niets anders (en misschien weet hij/zij dat dan wel niet zo goed). Misschien heb ik meer boeken hierover gelezen, of heeft die ander geen opvoeding of christelijke opvoeding hierover gehad. Maar alles wat je anderen geeft, is dan het antwoord, dat komt tienvoudig in je eigen ziel tevoorschijn. Dus als je wat geeft, krijg je dat tienvoudig in je eigen ziel terug. Dit betekent niet dat je hierop aanspraak kunt maken: dit gebeurt automatisch. Maar het is ook zo dat als je liefde hebt voor God en je naasten, dan doe je het niet voor jezelf, omdat je weer een paar pluspunten krijgt, maar je doet het dan omdat je ziet dat die ander eigenlijk iets meer moet weten of omdat die eigenlijk een beetje moet veranderen. En dan probeer je hem dat op een rustige, zachtmoedige manier te vertellen of hem tenminste niet direct weer boosaardig tegen te spreken.

“Wat is er aan de hand met psychiatrische patiënten?”

Onder psychiatrische patiënten heb je twee groepen. Sommigen willen zelf niets weten van God en willen zelf een oplossing vinden. En daar wordt dan ook steeds tegen gesproken. Die mensen willen het verkeerde doen. En omdat God o­ns de vrijheid moet geven, komen ze ook door zichzelf in nood en moeten ze zichzelf willen veranderen. Dan komt ook hulp opdagen.
De tweede groep bestaat uit mensen die ook bezeten zijn door boze geesten (daar bedoel ik mee overledenen) die zich niet van de aarde willen verwijderen. Die geloven niet dat ze overleden zijn. Ze nemen aan dat ze hier horen en ze willen bij een levende naar binnen kruipen om die mensen hun ideeën op te dringen. En dat gebeurt ook. Dat leidt dan vaak tot depressies of schizofrenie. Dit zijn vaak moeilijke gevallen en er bestaan zeer weinig mensen die dat kunnen genezen. Een Amerikaanse professor/arts heeft in 1925 een boek geschreven en daarmee gewerkt. Hij werkte in het ziekenhuis; zijn vrouw was een medium. Hij schreef een boek dat heet “Dertig jaren o­nder de doden”. Via zijn vrouw, die medium was, heeft hij met deze geesten gesproken en het vaak ook voor elkaar gekregen dat deze geesten uit de nog levende mensen vertrokken en dat ze inzagen dat ze daar eigenlijk verkeerd aan hadden gedaan, omdat ze niet in een ander mens mogen leven en daar zelf geen voordeel van hebben, integendeel: ze laden hierdoor een nog grotere schuld op zich, omdat ze een ander op een slechte weg brengen.

”Waarom leven zoveel mensen in armoede?”

Ja, het antwoord is: er bestaan natuurlijk veel mensen die in armoede geboren zijn. Neem als voorbeeld maar landen zoals in Afrika en in Zuid-Amerika. Die mensen hebben ook grote moeite om dat aan te nemen, omdat ze nog niet zo ver gevorderd zijn. Maar hierover zegt Jezus: “De mensen die in armoede leven, zijn zelfs bewust in armoede geplaatst, omdat ze, wanneer je ze rijk zou maken, de ergste mensen zijn die anderen iets aandoen vanuit hun hoogmoedigheid.” Dus moeten ze wel in armoede blijven. Als dan de uiterlijke wil sterk is en de innerlijke wil zwak, dan is het moeilijk hier iets aan te doen, omdat de uiterlijke wil de uiterlijke/vleselijke wensen heeft. De innerlijke wil kruipt terug in zijn bolletje of omhulsel en blijft helemaal stil.
Zo iemand is alleen op de juiste weg om hulp te vragen van zijn innerlijke wil, als hij denkt: “ik kom nu in zo’n slechte toestand, er moet toch ook wat anders zijn dan dit, waarin ik nu verkeer.” En als je dan zo iemand vertelt hoe het echte leven eruit zou kunnen zien, neemt hij dat tenminste een klein beetje aan. Hij moet er natuurlijk wel eerst over nadenken, want zo snel gaat dat niet, maar hij neemt wat aan en komt dan vooruit. Het is een moeilijke weg en we moeten dan ook begrijpen dat als iemand dat helemaal niet aanneemt – want er zijn ook mensen die geen christenen zijn – dat het allerbelangrijkste is: “Heb God boven alles lief, en je naasten als jezelf” Dan kom je in het hiernamaals, in het zogenaamde tussenrijk, automatisch op een plaats terecht die een verdere leerschool genoemd wordt. Dus… je hoeft hier niet altijd alles te bereiken. Maar als je ‘je naasten liefhebt zoals jezelf’ – en het ‘zoals jezelf’ mag je niet vergeten – dan kom je in het hiernamaals in die leerschool, waar iedereen die van goede wil is naartoe gebracht wordt. En daar heb je ook je eigen wil. Dan mag je kiezen wat je wilt. En Jezus of de Hemelse Vader zal nooit iemand dwingen ergens naartoe te gaan. Dat hangt weer af van de andere vraag die ik al beantwoord heb. We moeten een vrij Godskind worden dat later ook vrij kan meewerken in het geestelijke en voorlopig ook nog materiële heelal.

”Hoe komt het dat sommige mensen als zwakzinnige worden geboren?”

Als een mens zwakzinnig geboren is, dan is dat soms uit vrije wil, maar het kan ook door de voorouders komen (chromosomen) waardoor dan een zwakzinnig kind geboren wordt. Maar dat zwakzinnige is wat dat betreft goed gezegd omdat dat met het verstand te maken heeft. De ziel en de geest in zo’n zwakzinnig mens kunnen heel goed o­ntwikkeld zijn. Ik ken er één die spastisch is en o­ngeveer 30 jaar oud, maar die is zo geestelijk ingesteld dat hij eigenlijk alles kan verstaan wat je zegt, maar hij kan niet spreken, hij kan geen antwoord geven. En hij kan ook niets schrijven. Maar aan de gebaren die hij maakt, kun je zien dat hij zelfs met zijn beschermengelen contact heeft. En dat kan vaak ook met zwakzinnigen het geval zijn. Dat kun je veelal niet zien, omdat velen ook bang zijn en depressies hebben. Ze worden gerust gesteld met pilletjes en injecties en zo. Maar we moeten inzien dat het leven hier op aarde niet het eindpunt is, maar het beginpunt. Dat we na 30 of 40 jaar, of soms duurt het langer, bijvoorbeeld na 90 jaar, dat we dan overgaan naar het echte leven. Dan begint het pas. Mensen die met zwakzinnige of spastische mensen te maken hebben, hebben het veelal erg moeilijk. Je moet veel geduld en barmhartigheid opbrengen, wat jezelf dan ook weer sterkt voor het echte leven na het materiële leven.

”Kiest iemand zijn eigen ouders en omgeving uit voordat hij op aarde geboren wordt?”

Ieder mens die hier naartoe komt (geboren wordt), heeft een doel: die wil ergens aankomen. Of het ook lukt, dat is een andere vraag. Maar diegene kiest dan voor zijn omgeving en voor zijn ouders. Natuurlijk hoort daar dan ook bij dat vaak een begeleidende engel, de toekomstige beschermengel, je toespreekt, zo van: “doe dat maar. Dat is wel het beste voor je.” Maar je kunt kiezen.

”Wordt echt iedereen door de geestelijke wereld geholpen, ook als hij of zij het moeilijk heeft?”

De bedoeling is steeds om God te herkennen als Hemelse Vader en uiteindelijk zelf in de Hemel terecht te komen. Het is niet de bedoeling om hier een mooi of moeilijk leven te hebben. Het kind wordt o­nder zúlke omstandigheden geboren, dat het met zijn ouders verder kan komen. Maar vaak veranderen de ouders en vaak verandert het kind en dan loopt het helemaal anders, omdat dan de begeleidende engel niet meer kan meespreken, omdat er toch niet geluisterd wordt. Hoe moeilijk hebben we het toch allemaal om dat te begrijpen, om te luisteren naar de informatie die we in o­nszelf krijgen. Toch wordt die wel door de geestelijke wereld gegeven. Maar hoe het verder loopt, dat ligt helemaal aan de vrijheid van de mens. Zoals op grote schaal een oorlog nooit door God gegeven wordt: dat veroorzaken de mensen zelf. Maar mensen zijn vrije wezens, ze mogen zelf met de oorlog worstelen en zichzelf daarbij benadelen. Maar ze kunnen daarna bij zichzelf denken: “Zo kan het niet. Zo gaat het helemaal verkeerd.” Na zo’n oorlog heb je dan ook veel meer mensen – tenminste voor een tijd lang – die gelovig zijn.

”Is het goed om regelmatig in de Lorberboeken te lezen?”

Ja, er staat ook zo veel bij Lorber. Daarom moeten we de hele week tussendoor pauzes maken en hiernaar luisteren. Dat is juist.

”Waar komen de zielen van de mensen vandaan, voordat ze geboren werden op aarde?”

98% van de mensen komt in het leven vanuit de natuurzielenontwikkeling, waarbij opgesplitste zielendeeltjes via het mineralen-, het planten- en het dierenrijk de menselijke vorm bereiken. En het begin van de mens, daarover hebben we het in de lezing al gehad. Maar 2% van de mensen komt van boven. ‘Van boven’, daarmee wordt bedoeld dat die van sterren komen waar de wijsheid immens hoger ligt dan bij o­ns – dat is niet de verstandelijke wijsheid – en anderen zijn engelen uit de hemel die mee willen helpen. En die leven o­nder o­ns en helpen steeds anderen om zich van het niveau van de ziel naar dat van de geest te kunnen verheffen, of om mee te helpen.
Dus, die 98 % zijn afkomstig uit de val van Lucifer. Die zijn door hun woede in miljoenen of miljarden deeltjes uit elkaar gevallen en verspreid. En dan moeten die natuurlijk weer samengevoegd worden om aan het einde weer naar de hemel terug te keren. Maar voordat dat gebeurt moeten alle deeltjes van deze boze eigenschappen gevangen worden gezet. Geen zielendeeltje kan zelfstandig bestaan als het niveau van haar energie is gedaald. Dus die worden dan in de materie gevangen genomen. De sterkste gevangenis is o.a. erts, ijzer en mangaan. Dan komt het mineraalrijk zoals de stenen. Als we nog verder gaan, komen we bij de zielen die een beetje zachtmoediger geworden zijn: zij worden samengevoegd of voegen zich in een groter aantal samen en gaan over naar het plantenrijk. Een plant kan al uit de aarde tevoorschijn komen en kan zich bewegen, maar hij kan zich niet verplaatsen. Maar een dier kan dat weer wel. En als deze zielen dit doorlopen hebben, komt daar later een natuurziel uit tevoorschijn, zoals dat in het begin van de lezing genoemd werd. En uiteindelijk worden dan deze natuurzielen, dus deze 98 % van de mensen, verzameld uit alles wat verspreid was; ze gaan dan terug naar de hemel als de mens dat vrijwillig wil. Die andere 2 % komen o­ns te hulp om het o­ns een beetje gemakkelijker te maken, doordat we iemand in de buurt hebben die zegt: ‘zo is het toch eigenlijk’, of ‘waarom doe je dat zo?’ Of je ziet het aan hun reacties. Je komt dat steeds weer tegen, dat je oplettend gemaakt wordt.

”Is het noodzakelijk dat de mens reïncarneert?”   

Het antwoord daarop is heel gemakkelijk. Jezus zegt: “Als iemand geboren is en hij wil volgens de regels leven, namelijk “Heb God boven alles lief en uw naasten als uzelf”, dan kan deze in het hiernamaals verdergaan in allerlei leerscholen, zodat diegene nooit meer op aarde geboren hoeft te worden.” Er bestaat natuurlijk ook de mogelijkheid dat mensen weer op aarde worden geboren, maar dat is niet noodzakelijk, dat is geen plicht.

Dat waren de vragen, of liever gezegd de antwoorden op de vragen.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *