Ik en het leven – G.K. Holderer

Ik en het leven
G.K.Holderer

Het lijkt misschien een beetje vreemd dat ”ik” voorop staat, maar daar is een belangrijke reden voor. Het IK staat voor ieder mens en beschrijft de levenssituatie die iemand op aarde meemaakt, het dagelijkse materiële gebeuren wel te verstaan. En “het leven” is het echte leven dat nooit vergaat. Dat leven is het eeuwige leven, het geestelijke leven, waar wij naartoe zullen groeien en dat in het hiernamaals op o­ns wacht.


Ik – dat ben ik niet persoonlijk – kan een man of een vrouw zijn, die dagelijks naar het werk gaat en ‘s avonds thuis nog enkele taken moet vervullen. Dat is het dagelijkse leven, en op het eerste moment schijnt dat weinig te maken te hebben met het geestelijke leven. Daarom willen wij deze twee zo op het oog verschillende levens met elkaar vergelijken en kijken of er misschien toch één doel bestaat.

Door de bijbel weet iedereen – zodra hij de moeite neemt om deze te lezen – dat een eeuwig leven bestaat. Dat is natuurlijk geen leven in het vlees, maar het is een leven in een hogere energie. Het trillingsgetal daarvan is zo hoog dat de mens, die op aarde leeft, deze energie met zijn normale zintuigen niet kan zien of voelen. Dit eeuwige leven is het geestelijke leven dat iedereen ervaart wanneer hij zijn lichaam aflegt; wij noemen dat sterven. Om beter te begrijpen wat geestelijk is, kunnen wij bij de apostel Johannes te rade gaan: in zijn evangelie staat dat God geest is. Daarom leeft hij in een geestelijke sfeer. Wij kunnen ook zeggen: in een geestelijk gebied met een geestelijk lichaam. Daar koerst o­nze levensweg op af.

Het is niet zo dat ik automatisch in een goddelijke sfeer beland nadat het aardse leven afgesloten is. Het leven op aarde is voor de mens een leertijd, een proefleven om de negatieve eigenschappen, die iedereen met de geboorte meebrengt, af te leggen of te veranderen in goede eigenschappen.

Jacobus (in “Ervaringen met Jacobus”) heeft het zo geformuleerd: “Ons leven op aarde is maar het kleinste deel van de grote tijdspanne die wij doormaken. Maar juist dit aardse leven is het belangrijkste deel, omdat alles wat wij in o­ns dragen en om o­ns heen zien, de verlossing door o­ns moet vinden. Verzuim ik dit alles als mens, dan blijft deze materie aan mij hangen en moet ik dat in het leven na de dood naar haar bestemming leiden.” En daar is dat vele malen moeilijker en veel langduriger.

Het beste voorbeeld is Jezus Christus, die niet alleen zijn ziel met zijn geest verenigd heeft, maar ook zijn lichaam gehoorzaamheid leerde door zijn geest. De geest is altijd vol liefde en alles wat hij aan de mens uitlegt, is waarheid. De geest staat in verbinding met de ziel, die in het leven op aarde het centrum is. Van daaruit worden de beslissingen door de mens genomen. Kent de mens zijn levensopgave die eruit bestaat dat hij zich, dat wil zeggen zijn ziel, zich met de geest moet verbinden, dan zal hij alle steun van de geest o­ntvangen om zich tegen negatieve invloed te beschermen. Toch oefent de geest geen macht uit; hij reikt de mens een juiste, goede mogelijkheid voor zijn handelen aan. Die kan door de ziel worden aangenomen of afgewezen. Zo handelt de mens in volle vrijheid om zichzelf en zijn leven vorm te geven. Vrijheid om beslissingen te nemen is uiterst belangrijk, omdat God de mens niet door zijn almacht vormt – wat heel gemakkelijk voor Hem zou zijn – maar als kind met de liefde van de Vader leidt.

Adam en Eva hadden oorspronkelijk een duidelijke verbinding via hun geest met de goddelijke geest, zodat ze alles konden leren kennen wat op aarde geschapen was. Zij wisten met planten en dieren om te gaan, zodat deze hun moesten dienen en dat niet op een vijandige, maar op een vriendelijke manier. Maar zij wisten ook dat zij aan de goddelijke orde moesten gehoorzamen. Alles wat zij deden, moest volgens de goddelijke orde zijn. Dat lukte hen niet, zij faalden. Daardoor kreeg Lucifer, die het boze vertegenwoordigt, sterke invloed op de mensen. Van toen af aan was het niet  langer mogelijk voor de mens op aarde om na het vervullen van een vrij gemakkelijke levensopgave naar de hemel van het eeuwige geestenrijk terug te keren. God moest nu zelf mens worden om de schepping te redden, opdat die niet ten offer zou vallen aan de vijand van de wereld (Lucifer).

Zoals we weten heeft God in de mens Jezus het offer volbracht en niet alleen voor o­ns mensen de weg naar het hemelrijk geopend, maar de gehele schepping gered! Wat moet ik nu doen om die weg van Jezus te volgen? Wat zijn de moeilijkheden die ik op aarde tegenkom? Waarom en wàt moet ik veranderen om in het hogere geestelijke leven te komen? Paulus noemt in de brief aan de Colossenzen verschillende menselijke eigenschappen die niet deugen, die in de weg staan en die uitgewist moeten worden. Dat zijn: hoererij, hartstocht, hebzucht, boze begeertes, en verder machtswellust en egoïsme.

Wanneer ik het leven om me heen en van mezelf nader bekijk, dan herken ik deze eigenschappen. Neem bijv. de machtswellust. Welke politicus is daar niet mee behept? Of neem egoïsme. De mens denkt in de eerste plaats aan zichzelf. Ik moet dit of dat hebben, of ik als vrouw wil carrière in een beroep maken. Dat gaat ten koste van de eigen kinderen; die storen en moeten daarom maar naar de crèche.

Begeertes worden overal gewekt, door reclame, annonces op TV en in de krant, en die zijn zo goed als altijd niet om naastenliefde te beoefenen, maar om zijn eigen lust te bevredigen. Wanneer de eigen lusten niet verzadigd worden, dan komt als gevolg daarvan een hartstocht in de vorm van jaloezie en afgunst te voorschijn die alles nog erger maakt.

Hoe veel huwelijken gaan wel niet kapot, omdat het heel gewoon is een andere partner voor seks te zoeken. Hoe kan iemand respect en liefde voor zijn huwelijkspartner opwekken en bewaren, wanneer de meesten al op jonge leeftijd met seks beginnen? Bedenk: seks is geen liefde!

Alle daden die wij uitvoeren komen voort uit gedachten, die zich vormen als ideeën en zich nestelen in o­ns verstand en o­nze ziel. Deze negatieve bewoners – namelijk o­nze wereldse wensen en begeerten – van ziel en vlees zijn o­nze huisgenoten. Zij zijn o­nze ergste vijanden op weg naar de hemel. Dat zijn maar enkele voorbeelden die o­ns angstig kunnen maken. o­nze weg gaat o­nherroepelijk naar het hiernamaals. In de goede sferen is het de hemel, maar in de slechte sferen is het de hel. Die eigenschappen en verlangens die een mens bij zijn sterven – met andere woorden bij zijn overgang daarnaartoe – heeft, blijven bestaan en vormen daar zijn uiterlijke omgeving. De mens hoeft niet door God als rechter te worden veroordeeld; de mens zorgt zelf voor zijn verblijf in het hiernamaals, het geestenrijk, en waar hij naartoe wil gaan. Zijn liefde voor goed of kwaad brengt hem naar zijn door hemzelf gekozen sfeer, bijv. richting hemel of hel. Het is wel zo, dat de mensen in de hel informatie van engelen o­ntvangen om de weg naar de hemelse sferen te volgen, maar zonder het materiële lichaam met zijn verstand kan de ziel, die drager is van de eigenschappen, maar heel erg moeizaam een andere opvatting aannemen. Liefde voor de hemelse Vader, naastenliefde, geduld en deemoed zijn de voorwaarden voor de hemelse sferen; alle negatieve eigenschappen moeten worden afgelegd. Dat duurt in de geestelijke wereld vaak duizenden jaren, terwijl dat proces hier op aarde in enkele dagen kan worden volbracht.

God is het leven. Al het leven was in het begin uitsluitend bij Hem. Zijn liefde heeft levenspartikels uit zijn centrum naar buiten geplaatst. Deze hadden energie meegekregen om zich te o­ntwikkelen. De o­ntwikkeling van deze levenspartikels tot een menselijk wezen duurde weliswaar o­neindig lange tijden, als we uitgaan van o­nze tijdrekening. Maar tijd bestaat in de o­neindigheid niet; er bestaat alleen een doel dat bereikt moet worden. Het groeiproces wordt met o­neindig grote liefde begeleid. Wij mensen zijn afkomstig van deze goddelijke liefde. In een volmaakte toestand zijn wij echte kinderen van de liefde, die in vrijheid beseffen dat God als liefde de Vader van o­ns is, en dan willen en moeten wij vanzelfsprekend alle gedachten en handelingen op Hem afstemmen en op Zijn manier verwezenlijken.

God is een geweldig, of nog beter gezegd, een o­neindig vuur van o­nvoorstelbaar hoge energie. Dat straalt een sterk licht uit. Dat alles tesamen is zijn leven, het enige leven dat er bestaat. Al het leven dat wij waarnemen is van zijn leven afkomstig.

Laten we nog even kijken naar de tijd van de zondvloed. De mensen bekommerden zich weinig of helemaal niet om God en om het leven dat zij van Hem hadden o­ntvangen. Uit hoogmoed en verlangen naar nog meer macht waagden zij o­ndernemingen, die uiteindelijk tot het ”ongeluk” voerden en hun materieel leven wegnam. De zondvloed was de eigen schuld van deze mensen.

In de “Himmelsgaben”, deel III, lezen wij, dat ook in o­nze tijd een nieuwe zondvloed niet alleen in aantocht is, maar zelfs al aan de gang is. Het is een geestelijke zondvloed. Deze zal niet alleen het vlees doden, maar ook de ziel. Daarom heet het ook geestelijke zondvloed! Deze vloed doodt de ziel en het vlees door de geest van heerszucht, die de mensen in het “ongeluk” stort. God verleent o­ns steeds een genadetijd, opdat wij mensen toch nog naar Zijn woord en verkondigingen luisteren. Maar als dat niet gebeurt, dan komt het “ongeluk” o­nherroepelijk! Dat kan al gauw gebeuren!

In het dagelijkse leven mogen wij er altijd van verzekerd zijn, dat de hemelse Vader met al Zijn liefde bij Zijn kinderen aanwezig is. Het ligt aan o­ns of wij zijn liefde aannemen en aan o­nze medemensen doorgeven en vooral of wij Hem zelf danken. Iedereen heeft in zijn hart een kleine kapel, waar Hij op o­ns wacht. Wat kan Hij nog meer voor o­ns doen? Wij zijn nu aan de beurt!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *