“Inleiding op Jakob Lorber” – Verslag lezing Frides Laméris op 8 november 2000

Verslag van de lezing van Frides Laméris op 8 november 2000 over “Inleiding op Jakob Lorber”.

De Oostenrijkse mysticus Jakob Lorber o­ntving in de periode van 1840-1864 omvangrijke openbaringen die hem – naar eigen zeggen – werden gedicteerd door Jezus Christus zelf. Omdat deze openbaringen op diverse punten in strijd zijn met kerkelijke leerstukken, waren er tot nog toe maar weinig theologen – en zeker in Nederland – die zich serieus met dit werk bezig hielden. Frides Laméris is echter één van de eerste Nederlandse theologen die op dit gebied o­nderzoek heeft verricht. Omdat de belangstelling voor de persoon en het werk van Jakob Lorber langzamerhand toeneemt, hadden we hem uitgenodigd om een inleiding over dit o­nderwerp te houden. Ca. 180 mensen kwamen op deze avond af. Hieronder volgt een samenvatting van zijn voordracht.



Inleiding
Laat ik beginnen met me voor te stellen: ik heb theologie gestudeerd in Groningen, maar dat wil niet zeggen dat ik me niet met andere zaken heb bezig gehouden. Zo heb ik met name in de 70-er jaren veel aan yoga en meditatie gedaan; ik ben zelfs TM-leraar geweest. In de 80-er jaren kwam ik voor het eerst in aanraking met de werken van Jakob Lorber, maar op de één of andere manier kwam ik er niet toe om me hier echt in te verdiepen. Dat gebeurde pas toen mijn vrouw me enkele jaren geleden een boek van Eggenstein over Lorber liet zien, dat diepe indruk op haar had gemaakt. Dat leidde er uiteindelijk toe dat ik een doctoraalscriptie heb geschreven waarin ik o.a. de visie vanuit het Lorberwerk op de ‘tempelreiniging’ heb behandeld. Ik wilde nl. graag iets als o­nderwerp voor mijn eindscriptie nemen, dat ook voor mijzelf van persoonlijke waarde was.

Wie was Jakob Lorber?
U zult zich afvragen wat voor een persoon Lorber was en wat het karakter was van de openbaringen die hij ontving. Zeer informatief is in dat opzicht de biografie die een vriend van hem, Karl Gottfried Ritter von Leitner, over hem schreef. Daardoor weten wij dat hij in het jaar 1800 geboren werd in Kanischa in de Oostenrijkse provincie Steiermarken. Hij groeide op als zoon van een eenvoudige spoorwegbeambte en werd later leraar en musicus. Het was een zeer gelovig man en een vrome katholiek, die regelmatig de kerk bezocht. We weten dat hij nooit getrouwd is geweest, enkele goede vrienden had – waaronder een aantal musici – en zich o.a. interesseerde voor de sterrenkunde; hij bouwde zelfs een eigen telescoop, waarmee hij op heldere avonden af en toe waarnemingen verrichtte.
De grote ommekeer in zijn leven vond plaats op 15 maart 1840; hij woonde toen in Graz. Op die dag hoorde hij na zijn morgengebed een stem in zijn hartstreek, die tegen hem zei: “Sta op, neem je griffel en schrijf.” Hij gehoorzaamde deze innerlijke stem onmiddellijk, nam zijn pen en schreef woord voor woord op wat hem gedicteerd werd. Dat was het begin van “Die Haushaltung Gottes”, een werk waarin de schepping van de geestelijke en materiële wereld en de geschiedenis van de aartsvaders uitvoerig beschreven wordt. De eerste zinnen daarvan luiden:
“Zo spreekt de Heer tot iedereen en dat is waar, getrouw en zeker: Wie met Mij spreken wil, die kome tot Mij en Ik zal hem het antwoord in zijn hart leggen. Maar alleen de reinen, wier hart vol deemoed is, zullen de klank van Mijn stem vernemen. En wie Mij boven alles in de wereld verkiest, Mij liefheeft zoals een tere bruid haar bruidegom, met die wil Ik arm in arm gaan; hij zal Mij altijd zien als de ene broeder de andere, zoals Ik hem al zag vanaf de eeuwigheid nog voordat hij bestond.
Zeg tegen de zieken, dat zij over hun ziekte niet bedroefd moeten zijn, maar dat zij zich vol ernst tot Mij moeten wenden en Mij volledig moeten vertrouwen. Ik zal ze troosten en er zal een stroom van kostelijke balsem in hun hart uitgegoten worden en de bron van het eeuwige leven, die zich in hen openbaart, zal nooit opdrogen; zij zullen genezen en verkwikt worden als het gras na een onweersbui.” 
Deze eerste openbaring o­ntving hij toen hij op het punt stond om een betrekking als ‘kapelmeester’ (2e dirigent) in Triëst te aanvaarden, wat destijds zeer hoog in aanzien stond. Door deze roeping zag hij hier echter van af.
 
Tot aan zijn dood in 1864 heeft Lorber vrijwel dagelijks geschreven, luisterend naar de innerlijke stem die hem alles woord voor woord dicteerde. Zo ontstond een oeuvre van meer dan 10.000 bladzijden. Zonder twijfel is het “Grote Johannes Evangelie” daarvan het allerbelangrijkste werk, omdat daarin de laatste drie jaren van het leven van Jezus vrijwel van dag tot dag worden beschreven. Het werk van Jakob Lorber is dan ook een middel om een aanvullende, nieuwe visie te verkrijgen op Jezus Christus; Christus is hier immers zelf aan het woord.

Het Bijbelse Johannes-evangelie en het Grote Johannes Evangelie
De authenticiteit van het Johannes-evangelie lag o­nder vuur in de tijd van Jakob Lorber. In die periode verscheen nl. een boek van Dr. David Friedrich Strauss over het leven van Jezus, waarin hij allerlei gevestigde kerkelijke opvattingen o­nderuit haalde. Ook bestreed hij de opvatting van veel contemporaine theologen dat het Johannes-evangelie het meest waarheidsgetrouwe verslag vormde van het optreden van Jezus.
In het Grote Johannes Evangelie van Lorber vertelt Jezus echter dat Johannes Zijn geheimschrijver was; hij heeft de driejarige leerperiode van Jezus volledig meegemaakt en kon de meest diepe, hemelse waarheden vatten en op schrift stellen. Zijn evangelie is dan ook het meest spirituele van de vier die ons zijn overgeleverd. Mattheüs was meer een feitenschrijver, die de uiterlijke gebeurtenissen nauwgezet beschreef. Het huidige Mattheüs-evangelie is volgens Lorber echter een latere versie van het oorspronkelijke Mattheüs-evangelie, dat verloren is gegaan. Alle vier evangeliën hebben echter hun eigen waarde en betekenis: je kunt ze beschouwen als vier gezichten, die bijeengehouden worden door één Geest.

Uit het Grote Johannes-evangelie, dat dezelfde geest ademt als het Bijbelse Johannes-evangelie, blijkt ook dat het Messiasschap van Jezus voor veel van Zijn tijdgenoten lang verborgen is gebleven. Het drong zelfs tot Zijn eigen leerlingen maar langzaam door wie Hij werkelijk was. Dat komt doordat Jezus niet van de daken schreeuwde met welk doel hij op aarde was gekomen, maar de mensen om zich heen geleidelijk tot het juiste inzicht over zichzelf en de geestelijke werkelijkheid probeerde te brengen.

>Verschillen met andere auteurs
Er zijn duidelijke verschillen met anderen die over het leven van Jezus hebben geschreven. Zo beweert Hans Stolp bv. dat Jezus getrouwd was; in het Lorberwerk zul je daar niets van aantreffen. Wél wordt daarin tot in detail beschreven hoe bij Maria Magdalena zeven boze geesten werden uitgedreven. Dat is dezelfde visie die wij ook in de Bijbel tegenkomen. Tegenwoordig wordt door velen beweerd dat dat niet waar was.
Anderen beweren dat Jezus vóór Zijn dertigste jaar naar India is gegaan; ook daarover staat niets vermeld in het Lorberwerk. In de periode vóór Zijn openbare optreden heeft Hij juist hard gewerkt aan Zijn innerlijke transformatie en geestelijke vervolmaking in de timmerwerkplaats van Zijn vader Jozef. Dat was een pittige weg, die ieder mens ook zelf moet gaan in de omstandigheden waarin hij of zij geplaatst is. In “De Jeugd van Jezus” staat, dat de neiging om naar macht te streven en het verlangen naar vrouwen sterk in Hem aanwezig waren. Zo waren de vijf dochters van de Romeinse stadhouder Cyrenius (in de Bijbel wordt hij ‘Quirinius” genoemd) verliefd op hem. Toch gaf Hij niet aan deze neigingen toe.

Diverse werken van Jakob Lorber
In de periode van 1840-1864, waarin Lorber schreef, was de astronomie nog maar weinig o­ntwikkeld. Toch beschrijft hij het heelal zeer uitvoerig in enkele specifieke werken. Diverse uitspraken daarin zijn door latere sterrenkundige waarnemingen bevestigd. Zo was men er tot 1930 van overtuigd dat er maar één melkwegstelsel bestond; door betere optische apparatuur zijn er sindsdien miljarden andere stelsels ontdekt. Ook beschrijft Lorber sterren die gigantische afmetingen hebben, wat in zijn tijd door niemand werd geloofd. Tegenwoordig kan men quasars (ster-achtige objecten) waarnemen, die méér uitstraling uitzenden dan 100 miljard zonnen tesamen.
In het boek “Bisschop Martinus” wordt het leven na de dood gedetailleerd beschreven, inclusief alle fasen die een mens daarin kan doorlopen: het is het verhaal van een bisschop, die na zijn zondig leven aankomt aan gene zijde en langzaam naar het licht wordt geleid.
Ook een geschrift van Jezus zelf, dat uit de kerkgeschiedenis wel bekend was maar verloren is gegaan, is door Lorber opnieuw op schrift gesteld: dat is de briefwisseling tussen Jezus en Abgarus, koning van Edessa. Feitelijk heeft Jezus dus ook zelf iets aan o­ns nagelaten en is niet alles opgetekend door anderen. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *