Over de naam en het wezen van Jezus

Artikel lezen – printen versie


Nu we de grote verloren zoon hebben leren kennen, zou het passend zijn om ook enige woorden te presenteren over zijn grote Terugbrenger, als eeuwige zoon van de Vader, om beter te kunnen instemmen met de hymne: ‘Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde, en in de mensen een welbehagen!’. Moge deze aanvulling hier zo ruimte vinden. (De uitgever)

(Uit ‘De geestelijke zon’, in de sfeer van de apostel Johannes, die zegt:)

“O broeders en vrienden! Als jullie zouden kunnen vatten wat Jezus, deze naam aller namen, wil zeggen, wat hij is, en wat voor uitwerking erin ligt, zouden jullie ogenblikkelijk ontsteken in zo’n machtige liefde voor Jezus waarvan het vuur toereikend zou zijn om een heel leger van zonnen te doen ontbranden, dat die in hun eindeloos wijde gebieden in de ruimte daardoor nog duizend keer helderder zouden vlammen dan nu het geval is. Ik zeg jullie: Jezus is iets zo onmetelijks, zo geestelijk-wezenlijk groots, dat de hele oneindigheid beeft van zeer diep ontzag wanneer deze naam innig in de geest van liefde wordt uitgesproken.
Als jullie ‘God’ zeggen noemen jullie weliswaar ook het allerhoogste Wezen, maar jullie noemen Het in Zijn oneindigheid, aangezien Het het oneindige Al vervult en met Zijn oneindige kracht werkt van eeuwigheid tot eeuwigheid. Maar met de naam Jezus duiden jullie het volmaakte machtige, essentiële centrum van God aan; of, nog duidelijker gezegd: Jezus is de waarachtige, allerwezenlijkste, essentiële God als mens, uit Wie pas alle Godheid, die de oneindigheid vervult, als de geest van Zijn oneindige macht, kracht en heerschappij voortkomt, zoals stralen uit de zon. Dientengevolge is Jezus het alomvattende begrip van de algehele volheid van de Godheid, ofwel: de Godheid in haar alleroneindigste volheid woont werkelijk lichamelijk en essentieel in Jezus. Daarom wordt de hele goddelijke oneindigheid dan ook altijd in beweging gebracht wanneer die oneindig heiligste verheven Naam wordt uitgesproken!

En tegelijkertijd is het ook de oneindige genade van de Heer, dat Hij zich heeft laten welgevallen het lichaam van een mens aan te nemen. Maar waarom deed Hij dat? Luister, ik wil jullie nu een klein geheim onthullen!
Vóór het neerdalen van de Heer kon een mens nooit met het eigenlijke wezen van God spreken. Niemand kon dat ooit aanschouwen zonder daarbij het leven geheel en al te verliezen, zoals bij Mozes dan ook staat: “Niemand kan God zien en tevens leven!” Weliswaar is de Heer in de oorspronkelijke kerk, evenals in de kerk van Melchisedek waar Abraham een aanhanger van was, wel vaker persoonlijk verschenen; Hij heeft gesproken met Zijn heiligen en Zijn kinderen Zelf onderwezen. Maar deze persoonlijke Heer was eigenlijk toch niet direct de Heer Zelf, maar altijd slechts een voor dat doel van de Geest Gods vervulde engelengeest. Vanuit zo’n engelengeest sprak dan de Geest van de Heer, alsof de Heer Zelf direct sprak. Maar in zo’n engelengeest was niettemin nooit de meest volkomen volheid van de Geest Gods vertegenwoordigd, maar alleen in zoverre als voor het beoogde doel nodig was.

Jullie kunnen het geloven: in die tijd konden niet eens de allerzuiverste engelengeesten de godheid ooit anders zien dan jullie daar de zon aan het firmament zien. En geen van de engelengeesten zou het ooit gewaagd hebben om zich de Godheid in een of ander beeld voor te stellen; iets dergelijks werd nog ten tijde van Mozes ook het Israëlische volk ten strengste verboden, namelijk dat het zich van God geen gesneden beeld, dus volstrekt geen figuratieve voorstelling moest maken. Maar luister nu: dit oneindige wezen van God heeft het eenmaal behaagd – en wel in een tijd dat de mensen daar het minst aan dachten – om zich in Zijn hele oneindige volheid te verenigen en in die vereniging de volmaakte menselijke natuur aan te nemen!

Stel je nu eens voor: God, Die nog nooit door een geschapen oog aanschouwd was, kwam als van de alleroneindigste liefde en wijsheid vervulde Jezus op de wereld! Hij, de Oneindige, de Eeuwige, voor Wiens adem eeuwigheden als los kaf verstuiven, wandelde rond op aarde en onderwees Zijn schepselen, Zijn kinderen; en niet als een Vader, maar als een Broeder! Maar dat zou allemaal nog te weinig zijn. Hij, de Almachtige, liet zich zelfs vervolgen, gevangen nemen en door Zijn nietige schepselen naar het lichaam doden! Zeg mij: zouden jullie je een oneindig grotere liefde, een grotere welwillendheid kunnen voorstellen dan deze, die jullie in Jezus kennen?!
Door deze onbegrijpelijke – albeminnende en verlossende – daad heeft Hij alle dingen van de hemel op een andere manier vorm gegeven. Al woont Hij ook in Zijn genadezon, van waaruit het licht alle hemelen onuitputtelijk toestroomt, toch is Hij helemaal dezelfde lijfelijke Jezus, zoals Hij op aarde in al Zijn goddelijke volheid rondgegaan is als een ware Vader en broeder, als volmaakte mens tegenwoordig onder Zijn kinderen. Hij geeft al Zijn kinderen al Zijn genade, liefde en macht, en leidt hen Zelf persoonlijk en essentieel om binnen Zijn ordening eindeloos machtig werkzaam te zijn!

Voordien was er tussen God en de geschapen mensen een oneindige kloof, maar in Jezus is die kloof bijna volledig opgeheven. Want zoals jullie weten, heeft Hij ons dit immers Zelf zichtbaar getoond: ten eerste door Zijn menselijke neerdaling; ten tweede, doordat Hij ons niet eenmaal maar herhaalde malen ‘broeders’ noemde; ten derde, doordat Hij met ons at en dronk, en al onze lasten met ons droeg; ten vierde, doordat Hij als Heer van de oneindigheid zelfs aan de wereldlijke macht gehoorzaamheid betoonde; ten vijfde, doordat Hij zich zelfs door een wereldse macht gevangen heeft laten nemen; ten zesde, doordat Hij zich zelfs door die werelds machtige intrige aan het kruis heeft laten nagelen en laten doden; en tot slot, als zevende, doordat Hij Zelf door Zijn almacht het voorhangsel, dat in de tempel het allerheiligste van het volk scheidde, doormidden gescheurd heeft!
Daarom is Hij ook als enige de weg, het leven, het licht en de waarheid. Hij is de deur, waardoor wij tot God kunnen komen, dat wil zeggen: door deze deur overschrijden wij de oneindige kloof tussen God en ons en vinden daar Jezus, de oneindig heilige broeder! Hem, die aldus gewild heeft dat deze kloof opgeheven zou worden, kunnen we toch zeker boven alles liefhebben!

Daarom, zoals ik direct aan het begin al heb gezegd, is voor het wekken van onze liefde voor Jezus zeker één enkele gedachte al voldoende: alleen Zijn naam, uitgesproken in ons hart, moet eeuwig genoeg zijn om in alle liefde voor Hem te ontbranden. Als ook jullie dus deze naam bewust en zo waardig mogelijk in je hart uitspreken, zullen jullie zelf gewaar worden in wat voor volheid het vuur van de liefde uit jullie harten zal losbreken om het hout van het leven te doen ontbranden, waardoor de heidenen aan dit nieuwe offeraltaar zouden moeten genezen.
Zulke heidenen, zoals mijn broeder Paulus die eens bekeerde, zijn er in deze tijd nog heel veel, terwijl ze zich christenen noemen maar in hun hart erger zijn dan degenen die vroeger Moloch en Baäl aanbaden! Wanneer het hout op dit altaar zal beginnen te branden zullen jullie in deze wereld, die uit jullie zelf is opgeroepen, veel dingen gewaar worden die jullie tot nu toe nog niet gezien hebben. Want ik zeg jullie: in de wereld van de geesten bestaan ondoorgrondelijke diepten; geen geschapen geest zou deze ooit in hun volle omvang kunnen overzien. Maar wij zijn hier in de Geest van de Heer. Zijn Geest leeft, heerst en werkt in ons, en in deze Geest is geen diepte ondoorgrondelijk voor ons; want niemand kan weten wat in de Geest is dan alleen de Geest Gods. Jezus, de verenigde God in al Zijn volheid, heeft ons echter vervuld van Zijn Geest. En met deze Geest van Hem in ons kunnen we ook doordringen in Zijn goddelijke diepten. Haal je dus nu de Naam aller namen voor de geest, de heiligste van alle heiligheid, de liefde van alle liefde, het vuur van alle vuur – en het hout op het altaar zal branden!”.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *