Over de zuiverheid van het goddelijke woord
Uit: “Vom Umgang mit Gottes Wort” – Udo Derbolowsky
Tegenwoordig ben ik, zoals ik eerder al opmerkte, ervan overtuigd dat een profeet de boodschappen, die hij ontvangt, alleen in zijn eigen taal in zich op kan nemen, kan begrijpen en verspreiden. Zijn eigen meningen, wensen, angsten en taboes komen natuurlijk, evenals influisteringen van derden of hoorfouten, in de boodschap en de vormgeving daarvan terecht.
Dat zijn ballastmaterialen, dat is het onkruid dat ons prikkelt tot waakzaamheid. Zij vormen de schalen, die de begeerde vruchten omsluiten, die de onvoorbereide lezer ervoor bewaren om zich met een Woord van God te zien geconfronteerd, waar hij niet omheen kan. Het Woord van God wordt ons door middelaars en niet on-middellijk geopenbaard. (Hier staat een woordspeling in het Duits; God’s Woord komt niet direct, maar indirect tot ons, via de eigenschappen van degene die de boodschap ontvangt).
Bij het aanraden van de Lorberwerken aan anderen heb ik niet zelden de ervaring gehad, dat de overtuigde, maar onjuiste vermelding, dat het hier gaat om een directe goddelijke openbaring, deze of gene ervan weerhouden heeft zich ermee bezig te houden. De angstvalligheid om niet genoeg volmaakt te zijn of zich niet volmaakter te kunnen maken, vormde vaak het motief voor een wat bedeesde distantiëring (van die boeken).
Een nog oningewijde belangstellende zou door een overhaaste confrontatie met de Heer voor enige tijd inboeten aan geestelijke vrijheid. Onze Heer en Heiland Jezus Christus raadt op veel plaatsen van het Grote Johannes Evangelie, maar ook in “De Huishouding van God” en in “De Geestelijke Zon”, Zijn leerlingen telkens weer aan om Hem niet voortijdig aan andere gasten of aan andere bezoekers bekend te maken en hen Zijn aanwezigheid niet voortijdig te verraden. Voor mij zijn de geschriften van Jakob Lorber niet te vergelijken met een depôt met goudstaven, waarover men altijd en zoveel als men wil kan beschikken. Zij zijn veeleer een echte goudmijn, waarin het telkens weer een echte belevenis wordt om bij het taaie spitten daarin een ontdekking te doen en op een goudader te stuiten. Hierbij moeten wij ons oefenen in het zoeken en in het vinden.
Udo Derbolowsky: Uit: “Vom Umgang mit Gottes Wort”
Vertaling: Hendrik.