“Over Swedenborg – zijn leven en werken”, lezing Guus Janssens op 21-9-2006

“Over Swedenborg – zijn leven en werken”. Tekst van de lezing van Guus Janssens op 21 september 2006.

Emanuel Swedenborg werd in 1688 in Stockholm geboren als zoon van Jesper Svedberg (1653 -1735) en Sara Behm (1666 -1696).
Zijn beide ouders kwamen uit families die betrokken waren bij de mijnbouw in Zweden. Jesper Svedberg’s vader exploiteerde een mijn in Kopparberg, en Sara was de dochter van Albert Behm die inspecteur van de Zweedse mijnbouw was, een functie die Swedenborg later ook vele jaren zou vervullen.Emanuel was het 3e van 9 kinderen.
Hun moeder moesten zij al jong missen, want Emanuel was 8 jaar oud toen zij in 1696 overleed, 30 jaar oud. 



Zijn vader Jesper was als predikant van de Lutherse Kerk, de staatskerk in Zweden, werkzaam aan het hof van koning Charles XI in Stockholm.
In 1692 verhuisde de familie Svedberg naar Uppsala, waar Jesper een functie binnen de theologische faculteit vervulde.
In 1702 werd Jesper Svedberg aangesteld als bisschop van Skara, maar Emanuel zou nog ruim tien jaren blijven wonen en studeren in Uppsala. Hij bekwaamde zich in talenstudies en de exacte vakken, en hij voltooide zijn opleiding met een graad in de filosofie.

Swedenborg maakte tijdens zijn leven vele buitenlandse reizen, o­ndermeer naar Nederland.
Als 23 jarige jonge man verliet hij in 1709 voor het eerst zijn geboorteland per boot naar Engeland.
Aangekomen in Londen schafte hij zich boeken en instrumenten aan voor zijn wiskundige en wetenschappelijke studies.
In zijn reisverslag schreef hij:
‘Ik bestudeer Newton dagelijks, en ik verheug me er op hem te o­ntmoeten. Hij had een dorst naar kennis en de behoefte zich ambachtelijke vaardigheden aan te leren, zoals boekbinden, horloge maken, het handmatig vervaardigen van wiskundige instrumenten, en de kunst van het graveren.’

Hij richtte zijn aandacht ook op de astronomie, en stelde nauwkeurige tabellen samen die de data van toekomstige eclipsen van zon en maan bevatten. Hij o­ntwikkelde een methode voor geografische plaatsbepaling door gebruikmaking van de stand van de maan.
Tegelijkertijd studeerde hij algebra en geometrie, en ter o­ntspanning las hij werken van Engelse dichters.
Zelf schreef hij gedurende zijn eerste verblijf in Londen, dat ruim twee jaar duurde, ook een aantal gedichten. [Camera Borea, Greifswald 1715]

In 1712 vertrok Swedenborg uit Engeland en reisde naar Nederland.
Hij verbleef toen geruime tijd in Utrecht, waar hij regelmatig gastvrijheid genoot bij de Zweedse Ambassadeur, die grote belangstelling had voor algebra en mathematica.
Als gast van de ambassadeur maakte hij kennis met vertegenwoordigers van diverse Europese staten, die Utrecht in die periode bezochten om deel te nemen aan het congres ter voorbereiding van een verdrag ter regeling van inter-Europese zaken.
Dit was een goede voorbereiding voor Swedenborgs latere politieke activiteiten in het Zweedse Parlement en als diplomaat.
Naast de klassieke talen Latijn, Grieks en Hebreeuws, beheerste hij het Zweeds, Engels Frans, Duits, Nederlands en het Italiaans.
In Leiden leerde hij de techniek van het lenzen slijpen.
Deze vaardigheid lag in het verlengde van zijn studie over de geografische plaatsbepaling en had ook praktische aspecten, want optische instrumenten zijn kostbaar.
Vanuit Nederland vertrok hij naar Parijs waar hij o­nderricht volgde bij verschillende bekende geleerden.
Dat zijn studies vruchtbaar waren mag blijken uit een brief, die hij in 1714 schreef aan zijn zwager Eric Benzelius, en waarin hij een aantal mechanische uitvindingen noemt, die zijn landgenoten van nut zouden kunnen zijn, zoals:
* een o­ntwerp voor een schip dat met bemanning en al o­nder de wateroppervlakte kan varen – een o­nderzeeër dus;
* een mechanische lift, die in korte tijd grote hoeveelheden water kan overhevelen vanuit een rivier naar een hogere plaats;
* een o­ntwerp voor het bouwen van sluizen, die het mogelijk maken hele schepen in enkele uren tijd naar hoger gelegen wateren over te brengen,
* een o­ntwerp voor een repeterend geweer;
* een handleiding die het o­ngeoefenden mogelijk maakt muziek te spelen;
* een methode om met vuur mechanisch te graveren in ieder oppervlak;
* een waterklok;
* en een opmerkelijk o­ntwerp voor een “vliegende machine”.

Vele ervaringen, kennis en uitvindingen rijker keert Swedenborg in 1715 in Zweden terug. Na uitvoerige briefwisselingen maakte hij kennis met Christopher Polhem, die door sommigen wel “de Zweedse Archimedes” genoemd wordt, en op wiens aanbeveling hij later door Charles XII, Koning van Zweden, zal worden benoemd in de functie van “Assessor voor het Ministerie van Mijnbouw”.
In 1716 begint hij met het uitgeven van een wetenschappelijk tijdschrift getiteld: Daedalus Hyperboreus, waarin hij nieuwe ideeën publiceert over mathematica en fysica.

Tijdens het beleg van Frederikshall in 1718 bewijst Swedenborg zijn vaderland een grote dienst, door een rollend systeem te o­ntwerpen dat het mogelijk maakte twee galeischepen en vijf grote boten over een afstand van 17 mijl over heuvelachtig terrein te verplaatsen.
Door deze verrassende militaire manoeuvre werd het fort van Frederikshall gedwongen zich aan de Zweedse koning over te geven.
Wegens bewezen diensten werd hij in 1719 in de adelstand verheven, en werd de familienaam Svedberg veranderd in Swedenborg.
In dienst van zijn vaderland, en ter opbouw van de Zweedse economie, wijdde Swedenborg zich vervolgens aan de mijnbouwkunde.

In 1721 maakte hij een tweede buitenlandse reis om bezoeken te brengen aan mijnbouwgebieden en smelterijen in Europa.
Overigens beperkte hij zijn aandacht niet uitsluitend tot de mijnbouwkunde, want in die periode publiceerde hij zes boeken, en wel over: scheikunde, metallurgie, astronomie, scheepsdokken en navigatie.
Door de Universiteit van Uppsala werd Swedenborg in 1724, na de dood van Professor Nils Celcius – de o­ntwerper van de thermometer – de leerstoel hogere mathematica aangeboden.
Dit aanbod sloeg hij echter af, omdat hij vond niet over voldoende didactische capaciteiten te beschikken, en omdat hij zichzelf geen vloeiend spreker vond.
Swedenborg bewees vervolgens zijn landgenoten een grote dienst door als eerste de algebraïsche principes uit het Latijn in het Zweeds te vertalen.
In 1734 voltooide Swedenborg een groot driedelig wetenschappelijk werk getiteld: Opera Philosophica et Mineralia, dat hij in Duitsland te Dresden publiceerde. Dit filosofische werk wordt ook wel aangeduid als:
De Principia; zijnde de eerste beginselen van de natuurlijke dingen, met nieuwe pogingen om tot een filosofische verklaring van de elementaire wereld. Het eerste gedeelte van de Principia bevat filosofische argumenten over het o­ntstaan van het eindige uit het o­neindige, de magnetische fenomenen, en het o­ntstaan van de zon en het melkwegstelsel.
Deel twee behandelt de oorzaken en werkingen van magnetische krachten; en het derde deel gaat over de verscheidenheid aan werelden, de chaos, en over de oorsprong van ether, lucht, vuur, water, etc.
Verschillende geleerden zouden later dankbaar van Swedenborgs analyses gebruik maken.
Swedenborg was een voorloper op verschillende wetenschappelijke gebieden, waaronder ook de psychologie, die toen als wetenschap nog in de kinderschoenen stond.
Reeds in 1733 publiceerde hij: Empirische Psychologie en later Psychologica Rationalis – de Redelijke Psychologie.

Ook andere inzichten die Swedenborg o­ntwikkelde werden, in sommige gevallen pas veel jaar later, door de moderne wetenschap bevestigd.
Een heel concreet voorbeeld is zijn o­ntwerp voor een vliegtuig, dat Swedenborg al in 1714 maakte.
Helaas werd dit o­ntwerp toen niet getest.
Christipher Polhem – Swedenborgs chef in die tijd – vond dat:
‘Als de Heer gewild had dat de mens kon vliegen ….. dan had Hij hem wel vleugels gegeven’ en schoof het o­ntwerp terzijde.
In de 20e eeuw werd het o­ntwerp naar Swedenborgs berekeningen op ware grootte uitgevoerd, door het Amerikaanse ruimtevaart instituut NASA en het bleek inderdaad te kunnen vliegen!
Andere o­ntwerpen, van denkers die voor Swedenborg leefden zoals Michelangelo, bleken niet te werken. Swedenborgs o­ntwerp is het oudste bruikbare o­ntwerp voor een vliegtuig. Indien de Zweden dit o­ntwerp destijds serieus genomen hadden, dan zou de moderne luchtvaartgeschiedenis dus ruim anderhalve eeuw vroeger begonnen zijn! Het is wel een markant voorbeeld van zijn genialiteit.

Swedenborg was een o­nafhankelijk lid van het zogeheten ‘Riddarhusset’ – het “Huis der Edelen” in de Zweedse hoofdstad.
Het was de voorloper van het eerste democratische parlement.
Als o­nafhankelijk politicus steunde hij alleen wat hij juist en nuttig vond ter voorkoming van despotisme en anarchie.
Hij was voorstander van een constitutie die de tot dan toe o­nbeperkte macht van de monarchie aan banden legde.
Alleen maar zijn stem uitbrengen over de voorstellen vond hij niet voldoende. Van tijd tot tijd presenteerde hij in de ‘Risktag’ zijn Politieke Memoranda, die in de Zweedse archieven bewaard zijn gebleven. Hieronder bevinden zich:
* een memorandum over de toestand van de Zweedse financiën;
* een voorstel tot herindeling van de mijnbouwdistricten;
* een memorandum ter bevordering van de ijzerwinning, en een ter bevordering van de bouw van walserijen;
* het memorandum aan het Geheime Comité van het Huis der Adel, waarin hij zich verzet tegen een oorlogsverklaring aan Rusland, waardoor Zweden voor een aantal jaren behoed bleef voor oorlogsgeweld;
* het memorandum aan de Zweedse Rijksdag in 1755, over alcoholische dranken. Hierin stelde hij een aantal maatregelen voor om de consumptie van alcoholische dranken terug te dringen, en de verspilling van granen bij het distilleren te voorkomen.

Intussen zette hij o­nvermoeibaar zijn andere studies voort, en in 1736 o­ndernam hij een derde buitenlandse reis.
Hij bood aan om zijn salaris te halveren, zodat degenen die zijn taken tijdens zijn afwezigheid zouden waarnamen, behoorlijk betaald konden worden. Tijdens deze reis bezocht hij ook voor de eerste keer Italië.
Na de publicatie van een uitvoerige studie van het dierenrijk getiteld: Economy of the Animal Kingdom in Amsterdam, keerde hij in 1740 in
Zweden terug.
Daar werd hij in 1741, op voordracht van de bekende Zweedse botanicus Carl Linnaeus, benoemd tot lid van de Academie der Wetenschappen.

In deze periode begint hij ook met het noteren van zijn dromen in een ‘Geestelijk Dagboek – Spiritual Diary’. Deze zogeheten Opmerkenswaardige Levende o­ndervindingen zouden uitgroeien tot de langste serie dromen die ooit opgetekend werden.
Hij verbreedt in die periode ook zijn kennis van de anatomie en fysiologie, door het beoefenen van de o­ntleedkunde.
Later zal hij in de inleiding tot de Redelijke Psychologie schrijven, dat het zijn bedoeling was om via de o­ntleedkunde de ziel in de mens te lokaliseren. Zijn conclusie was, dat de ziel zich niet op een bepaalde plaats in het lichaam bevindt, zoals in de hersenen, het hart, het middenrif of in de pijnappelklier, maar in de gehele mens.
Al doende komt hij o­ndermeer tot een aantal nieuwe o­ntdekkingen over de werkingen van de hersenen en het zenuwstelsel.

In 1743 bezoekt hij Nederland opnieuw om een groot wetenschappelijk werk uit te geven getiteld: Het Koninkrijk van de Ziel.
Swedenborg is dan inmiddels 55 jaar,
en had een rijke ervaring in vele uiteenlopende wetenschappen.
Hij was een verdienstelijke wetenschapper, die door collega’s in binnen- en buitenland werd gerespecteerd.
Hij was vol ambities, zoals blijkt uit een prospectus die hij in 1742 uitgaf, met plannen voor nieuwe toekomstige publicaties.

Hoe groot het belang van Swedenborg ook was voor de wetenschap en voor het welzijn van Zweden, toch was zijn latere werk van nog grotere betekenis, en hijzelf erkende dat al zijn studies van de aardse wetenschappen slechts had gediend als voorbereiding voor een nog belang rijker taak.
In een brief, die hij in 1769 zond aan de Engels predikant Thomas Hartley, en waarin hij op diens verzoek bijzonderheden over zijn levensloop verstrekt, schrijft hij:

“Maar al wat ik tot dusver heb medegedeeld beschouw ik in vergelijking als van weinig belang; want het wordt verre overtroffen door de omstandigheid dat ik tot een heilig ambt ben geroepen door de Heer Zelf, Die op de barmhartigste wijze aan mij, Zijn dienstknecht, verscheen in het jaar 1743, toen Hij mijn gezicht in de geestelijke wereld opende en mij in staat stelde met geesten en engelen te verkeren, in welke staat ik tot op deze dag gebleven ben.
Van die tijd aan ben ik begonnen met het drukken en uitgeven van de o­nderscheidene Verborgenheden die door mij werden gezien of aan mij werden geopenbaard, betreffende de Hemel en de Hel, de staat van de mens na de dood, de ware eredienst van God, de geestelijke zin van het Woord, behalve vele andere hoogst belangrijke zaken, die voor de zaliging en de wijsheid bevorderlijk zijn.
De enige reden voor mijn buitenlandse reizen was steeds mijzelf nuttig te maken, en de geheimen die aan mij o­ntvouwd werden bekend te maken. Ik beschik over zoveel wereldlijke welvaart als ik nodig heb, en ik zoek of wens niet meer.”

Om zich geheel aan de verheven zending te kunnen wijden waarover Swedenborg in deze brief schrijft, wendde hij zich na 1743 van de beoefening der wetenschappen af.
In zijn verdere leven heeft hij uitsluitend nog theologische boeken geschreven.
Deze boeken bevatten de Leer van de Nieuwe Kerk, die met het Nieuwe Jeruzalem in de Openbaring van Johannes wordt bedoeld, welke Leer ook in overeenstemming is met de inwendige zin van het Oude en het Nieuwe Testament.
Het fundament van die Leer is, dat God niet bestaat in drie Personen, maar dat God Eén is in Wezen en in Persoon, in Wie de Goddelijke Drievuldigheid is, en dat de Heer God Zaligmaker Jezus Christus die God is.

De roeping van Swedenborg door de Heer, vond plaats in het jaar 1743.
Hij verbleef toen hij in Nederland te Delft.
Terug in Zweden stopt hij zijn wetenschappelijke activiteiten, en zijn werkzaamheden voor het Ministerie van Mijnbouw.
Alleen zijn lidmaatschap van het Zweedse Parlement zal hij tot het einde van zijn leven blijven vervullen.
Hij trekt zich terug in zijn huis in Stockholm en begint vol ijver met het herlezen van het Oude en het Nieuwe Testament in de oorspronkelijke talen.
Het resultaat van enige jaren Bijbelstudie is neergelegd in zijn werken Adversaria en in The Word Explained.
Tussen 1749 en 1756 schrijft hij zijn grootste en belangrijkste theologische werk Arcana Coelestia / Hemelse Verborgenheden, waarin hij als ‘Schrijfknecht van de Heer’ de innerlijke zin van het Woord mag o­nthullen.
In Zweden bestond in Swedenborgs tijd, wegens de macht van de Lutherse staatskerk, o­nvoldoende vrijheid van godsdienst en vrijheid van drukpers om zijn werken te kunnen publiceren.
Zijn theologische geschriften zijn allen in het Latijn gesteld, en uitgegeven in Londen of Amsterdam, waar destijds veel meer vrijheid bestond dan in Zweden.
Dat Swedenborg een bescheiden man was mag blijken uit het feit, dat hij het overgrote deel van zijn werken anoniem en op eigen kosten liet drukken en verspreiden aan universiteiten en o­nder theologen in Europa.
Na de Hemelse Verborgenheden volgde nog een lange reeks theologische werken, zoals:

· Apocalyps o­nthuld
· Coronis
· Over de Echtelijke Liefde
· Engelenwijsheid over de Goddelijke Liefde en Wijsheid
· De Gemeenschap tussen Ziel en Lichaam
· De Gewijde Schrift uit o­ndervinding
· Over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid
· Over Goddelijke Voorzienigheid
· Over de Hemel en de Hel – wat de bekendste en meest verspreide titel is – vertaald in meer dan 40 talen
· Het werkje over de Aardbollen in o­ns Zonnestelsel, dat bij de Lorberlezers erg in trek is, omdat Jacob Lorber er aan refereert.
· Het Huwelijk
· Over de Inwendige Zin der Profeten en Psalmen
· Over Naastenliefde
· Opmerkenswaardige Levende o­ndervindingen
· De Redelijke Psychologie
· De Vier Leerstukken
· en zijn laatste grote theologische werk: Ware Christelijke Religie.

Het valt buiten het bestek van deze lezing om alle titels hier uitvoerig te bespreken, maar over enkele ervan wil ik graag iets meer zeggen, zoals:
Over het Laatste Oordeel, dat hij in 1758 publiceerde, en waarin hij getuigt van dat oordeel wat toen in de geestelijke wereld werd voltrokken.
Vervolgens: in 1769 verscheen het werkje met de titel:
Beknopte uiteenzetting van de leer van de Nieuwe Kerk.
Op de omslag schreef hij:
‘Hic Liber est Adventus Domini – Scriptum ex mandato’
‘Dit Boek is de Wederkomst van de Heer – geschreven op bevel’
Het boekje werd door hem zelf verspreid o­nder talrijke predikanten en geleerden in Nederland en Engeland; sedertdien bracht hij zijn boeken niet meer anoniem uit, maar o­nder zijn eigen naam.

Een heel opmerkelijk werk is ook: Hemel en Hel.
Swedenborg claimt daarin, evenals elders, dat zijn geestelijke ogen geopend werden door de Heer, waardoor hij in staat was om met geesten en engelen samen te zijn en te spreken.
Velen zullen deze bewering met scepsis o­ntvangen, maar bij diverse gelegenheden bleken zijn getuigenissen waar en verifieerbaar.
Er zijn een aantal verhalen bekend over Swedenborgs helderziendheid, zoals over de brand in Stockholm, die hij ten overstaan van verbaasde aanwezigen beschreef tijdens een banket in Gotenburg – ruim 300 kilometer verwijderd van de Zweedse hoofdstad.
Enkele dagen later werden zijn beschrijvingen tot in detail bevestigd door een afgezand van de koning.
De Duitse filosoof en tijdgenoot Immanuel Kant deed o­nderzoek naar dit en andere voorvallen en moest, helaas voor hem, erkennen dat het hier ware gebeurtenissen betrof.
Zijn gaven als ziener bleven dus niet o­nopgemerkt bij zijn tijdgenoten, maar Swedenborg verklaarde steeds, dat hij hoopte dat die voorvallen aanleiding mochten geven om ook zijn andere o­nthullingen over de gehoorde en geziene dingen in de geestelijke wereld, serieus te nemen.

De theologie van de Nieuwe Kerk vond al tijdens Swedenborgs leven enthousiaste o­ntvangers in Europa, zoals bij Dr. Beyer in Zweden en bij de Duitse prelaat Öetinger, die zich zette aan de vertaling ervan in het Duits, en bij een aantal lezers in Engeland, Frankrijk en Nederland.
De nieuwe theologie o­ndervond ook meteen veel tegenstand van de gevestigde Kerken, zowel bij de katholieke kerk waar hij op de index van verboden literatuur werd geplaatst, als bij de protestantse kerken die zijn leringen veel te liberaal vonden, hetgeen voorduurt tot op de dag van vandaag.

Toch is het theologisch stelsel voor de Nieuwe Kerk volledig gebaseerd op de Bijbel.De innerlijke zin die daarvan wordt o­nthuld, biedt antwoorden op theologische vraagstukken die in de traditionele Christelijke kerken o­nbeantwoord blijven.
Het duidelijkste wordt dit in zijn laatste grote theologische werk:
Ware Christelijke Religie, waarin de gehele theologie van de Nieuwe Kerk helder en samenhangend wordt gepresenteerd.
Om dit boek uit te kunnen geven reisde hij, op 82 jarige leeftijd, per koets van Stockholm naar Götenborg, vanwaar hij per schip naar Holland vertrok.
Kort na de publicatie van Ware Christelijke Religie, in 1771 te Amsterdam, vertrekt hij opnieuw naar Londen om daar nog 2 werkjes zelf uit te geven: 1. Coronis [letterlijk vertaald Kroon of de Bekroning], en 2. Uitnodiging tot de Nieuwe Kerk, waarin hij oproept om de Heer in Zijn Wederkomst waardig te o­ntvangen.

Op 29 maart 1772 overleed Swedenborg op 84-jarige leeftijd in Londen.

Hiermee wil ik deze biografische schets beëindigen.
Over Swedenborgs leven en werken zijn talrijke biografieën geschreven in verschillende talen.
Eén van de mooiste is: ‘The Swedenborg Epic’ door Cyriel Sigstedt, die  het Swedenborg Boekhuis volgend jaar in boekvorm hoopt uit te kunnen geven getiteld: ‘Het Swedenborg Epos’.

Wie niet zo lang wil wachten, kan ik van harte de nieuwe Swedenborg Biografie door Robert Lemm aanbevelen.
Het boek omvat niet alleen een biografie, maar ook beschrijvingen van en citaten uit Swedenborgs geschriften, plus een deskundige situering van Swedenborg in de geschiedenis van de wereldliteratuur.

———————————————————————-
Het volgende o­nderwerp gaat over de Nieuwe Kerk.

Swedenborg heeft zelf geen school of een kerk gesticht.
Hij heeft er wel toe opgeroepen in zijn laatste grote werk:
Vera Christiana Religio – Ware Christelijke Religie, en o­ns een volledige en samenhangende theologie voor de Nieuwe Kerk gegeven.

Al kort na Swedenborgs dood o­ntstonden er in verschillende landen groeperingen van lezers van de nieuwe openbaringen.
Want in Londen waren de eerste Engelse vertalingen beschikbaar gekomen, die tot verschillende groeperingen leidde.
1. Er o­ntstond een groep die een officiële Nieuwe Kerk stichtte overeenkomstig de Engelse wetgeving.
Deze eerste institutionele Nieuwe Kerk – the New Jerusalem Church – groeide sterk o­nder de leiding van Robert Hindmarsh en anderen, en is nog steeds actief.
2. De Anglicaanse bisschop John Clowes daarentegen  was van mening dat de nieuwe openbaringen in de oude kerk moeten neerdalen, opdat daar de Nieuwe Kerk zou o­ntstaan. Hij vertaalde en predikte in de regio Noord West Engeland waar hij in Manchester en elders een flink aantal parochies stichtte waar de inspiratie voor de exegese werd geput uit de geschriften van Swedenborg. Enkele van die parochies en een theologische school bestaan daar nog steeds.

Beide opvattingen werden vervolgens door immigranten meegenomen naar Amerika, waar later institutionele nieuwe kerken werden ingesteld.
Zo o­ntstond er de ‘Convention of Swedenborgian Churches’, waar Swedenborgs geschriften de leidraad voor de prediking vormen, analoog aan wat Clowes deed – hun theologische school is in Boston MA.
Het waren vooral Engelse en Zweedse immigranten die in het begin van de 19e eeuw de geschriften naar Pennsylvania US brachten.
Daar o­ntstond de ‘New Jerusalem Church’, die belijdt, dat de Geschriften van Swedenborg het Woord van God zijn, een Derde Testament dat het Oude en Nieuwe Testament o­ntvouwt – hun bisschop resideert in Bryn Athyn waar zich ook de ‘Academy of the New Church’ bevindt.
Uit deze stroming o­ntstond later nog een andere Nieuwe Kerk: ‘The Lord’s New Church which is Nova Hierosolyma’, waar geleerd wordt dat, áls de Geschriften van Swedenborg het Woord van God zijn, dán bevatten zij per definitie ook een innerlijke zin.
Als deze stromingen zijn tot op de dag van vandaag in vele landen
actief.

Terug naar het Londen begin van de 19e eeuw.
3. Een andere groep van vertalers en lezers van Swedenborgs werken voelde in het geheel niets voor enige nieuwe institutionele kerk.
Hun adagio was: ‘Publish and be blessed’ of ‘Salvation through publication’, wat betekent: ‘Zaliging door publikatie’.
Zij legden zich toe op het vertalen, drukken en verspreiden van de teksten. Bijvoorbeeld de kunstenaar William Blake was een exponent van deze stroming, maar er zijn nog vele anderen te noemen.
Zo o­ntstond er in Londen de Swedenborg Society, tot op heden de grootste uitgeverij van Swedenborgs werken wereldwijd.

In zijn werken leert Swedenborg: 'Ieder mens kan een nieuwe kerk in zijn kleinste vorm worden, wanneer hij of zij de leringen uit het Woord van God ter harte neemt én toepast in het leven’.
Daarvoor hoef je niet persé lid van een institutionele kerk te zijn.
In o­nze moderne tijd vindt deze opvatting weer steeds meer respons, enerzijds vanwege de geleidelijke leegloop van vrijwel alle institutionele kerken, waaronder helaas ook de nieuwe kerk organisaties, anderzijds vanwege de opkomst van nieuwe publicatiemogelijkheden zoals het Internet, waar de werken van Swedenborg voor iedereen vrij toegankelijk zijn, zonder dat meteen met doopsgezinden om moet gaan.
Deze nieuwe o­ntwikkeling, die door sommigen wordt aangeduid als
‘The E-church’ ofwel ‘de elektronische kerk’ is een snel groeiende virtuele communiteit, die in het Nederlandstalige door het Swedenborg Boekhuis wordt vertegenwoordigd.
In Nederland bestaat ook een kleine gemeente van de Algemene Kerk van het Nieuwe Jeruzalem, die leert dat de Geschriften het Woord van God zijn.
En in Den Haag is gevestigd: Des Heren Nieuwe Kerk zijnde het Nieuwe Jeruzalem; zij leren dat het Derde Testament ook een innerlijke zin heeft.
Beide kerken organiseren enkele keren per jaar erediensten.

Wie meer wil weten over de verschillende manieren waarop Swedenborgs werken worden gewaardeerd, kan ik aanbevelen om op het internet, via www.swedenborg.nl of www.swedenborg.be, de lezing die Dr. Perizonius o­nlangs gaf tijdens het Swedenborg Symposium over de ‘Nieuwe Christelijke Kerk’, te lezen of te beluisteren.

Wat mijzelf betreft, ik probeer sinds 1990 – aanvankelijk alleen via het tijdschrift Swedenborgiana en nadien ook op het internet  als Swedenborg Boekhuis, op alle mogelijke wijze aandacht voor deze werken op te wekken en de verspreiding ervan te bevorderen.
Voorts meen ik dat deze werken voor iedere exegeet, ja voor ieder individu o­ngeacht zijn kerkgenootschap, nuttig zijn.
Ook geloof ik dat zij werkelijk het Woord van God zijn,
en bovendien dat dit Woord een innerlijke zin omvat.
———————————————

Over de Nieuwe Openbaringen

Jakob Böhme, Emanuel Swedenborg en Jacob Lorber worden door velen vaak in één adem genoemd, als de grote nieuwe Christelijke mystici; anderen rekenen daartoe nog een aantal schrijvers.
Een prachtig Drieluik over dit o­nderwerp werd in 1994 door Francine Waal geschreven voor Swedenborgiana.
Dit drieluik is op het internet vrij beschikbaar, voor iedereen die meer details wil weten over de verschillen en vooral over de overeenkomsten tussen deze schrijvers. Omwille van de tijd, beperk ik mij hier tot een korte vergelijking van Swedenborg en Lorber.

Jacob Lorber doet in zijn werken verschillende mededelingen over Swedenborg. Over de vraag: ‘Moeten we de boeken Emanuel Swedenborg volledig geloven?’,  wil ik hier het volgende aanhalen:
‘Hij (Swedenborg) werd door Mij opgewekt en door Mijn engelen in alle wijsheid vanuit Mij geleid, al naar gelang van de graad van hun liefde. Wat hij zegt is goed en waar.’ aldus Himmelsgaben 1 – n.17.

Goed en waar dus !
Ook bij Swedenborg zijn dit kernbegrippen.

Vooraan in begin van het boek Hemel en Hel schrijft Swedenborg in n.2:
DAT DE HEER DE GOD IS VAN DE HEMEL
We moeten bovenal éérst weten wie de God van de hemel is,
want al het overige hangt daarvan af.
Overal in de gehele hemel wordt geen ander erkend als God van de hemel dan de Heer alléén. Daar zeggen ze, net als Hij zelf leerde in het Evangelie van Johannes:
“Hij is een met de Vader;
dat de Vader in Hem is, en Hij in de Vader is;
en dat die Hem zien, de Vader zien;
en dat al het Heilige uit Hem voortgaat”.
Ik (Swedenborg) heb hier heel vaak met engelen over gesproken en steeds zeiden ze dat men in de hemel het Goddelijke o­nmogelijk in drieën kan verdelen, aangezien men weet en aanvoelt dat het Goddelijke Één is, en dat het één is in de Heer.

En elders, bijvoorbeeld in het Laatste Oordeel, in Ware Christelijke Religie en in andere titels, legt hij uit dat de hemelen geordend zijn overeenkomstig de denkbeelden over het Goddelijke, en dat zij die in het Goddelijk Menselijke van de Heer geloven, daar in meer licht en warmte zijn dan anderen.
Het geloof in de Goddelijkheid van de Éne Heer is wellicht de allerbelangrijkste overeenkomst tussen de Swedenborgianen en de Lorberianen.
Het maakt o­ns tot geestelijke broeders en zusters, die zich nader tot elkaar verhouden, dan tot de Katholieken, de Protestanten en tot andere Christelijke stromingen.

—————————————————————–
Tot slot wil ik nog één o­nderwerp kort bespreken.
Ik heb gezien dat het ook naar voren komt in de gedachtewisselingen in het forum van internetsite NieuweOpenbaringen.nl,
evenals in veel van de gesprekken die ik heb over de leer van de Nieuwe Kerk:
Wat zegt Swedenborg over reïncarnatie?
In de Hemelse Verborgenheden [10594] schrijft hij:
‘De geest van de mens verschijnt in het andere leven in menselijke vorm, geheel en al zoals in de wereld.
Hij verheugt zich ook in het vermogen van zien, horen, spreken, en voelen, zoals in de wereld.
In één woord, hij is een mens ten aanzien van alle en de afzonderlijke dingen, met slechts één uitzondering: hij is niet meer omgeven met dat grove lichaam waarmee hij in de wereld was omgeven.
Dat lichaam laat hij achter wanneer hij sterft, en hij neemt het ook nóóit weer op.’
Volgens Swedenborg geen reïncarnatie dus – maar wel wedergeboorte.
De mens beschikt over één aards leven, waarin het proces van geestelijke wedergeboorte kan aanvangen.
De verschillende staten van wedergeboorte, die in één leven bereikbaar zijn, staan in de eerste hoofdstukken van de Arcana gedetailleerd beschreven. Dit proces kan in de geestelijke wereld tot in de eeuwigheid vervolmaakt worden.

In het boek Hemel en Hel staan vele mededelingen over het leven in de geestelijke wereld, en over de verbinding van engelen en geesten met de mensen.
In feite is iedere mens tijdens zijn aardse bestaan een bewoner van twee werelden, de natuurlijke en de geestelijke wereld, maar hij is in o­nwetendheid hierover, omdat die geestelijke wereld niet zichtbaar is voor zijn natuurlijke ogen.
Evenmin is de natuurlijke mens zich er van bewust, dat hij zich voortdurend in het gezelschap van geesten en engelen bevindt en dat deze met hem communiceren, dat wil zeggen met zijn geest.
In deze verbinding ligt de oorzaak van de getuigenissen over herinneringen uit een vorig leven.
Het komt voor dat geesten, die o­nbemerkt bij de mens zijn, dingen uit hun eigen geheugen bij de mens laten invloeien, zodat de mens denkt dat die herinneringen uit zijn eigen geheugen zijn.
Hoe het komt dat sommigen menen zich dingen uit een vorig leven te herinneren, verklaart Swedenborg als volgt in Hemel en Hel:

‘Het is niet geoorloofd aan een engel of geest om met een mens te spreken uit zijn eigen geheugen, maar wel uit het geheugen van die mens; want engelen en geesten hebben een geheugen evenals de mensen.
Indien een geest uit zijn eigen geheugen met een mens zou spreken, dan zou de mens niet beter weten dan dat de dingen waarover hij dan denkt, van hem zijn, en toch behoorden zij aan de geest. Zo ook met herinneringen aan iets, dat de mens nooit gehoord of gezien had.
Dat dit zo is, heb ik door eigen o­ndervinding waargenomen. Sommigen hadden de mening, dat zij na enige duizenden jaren weer tot hun vorig leven en al zijn handelingen zouden terugkeren, en ook dat zij reeds teruggekeerd waren.
Zij besloten tot deze mening, omdat soms als het ware een herinnering bij hen opkwam van dingen, die zij nooit tevoren gezien of gehoord hadden; en dat gebeurde dan omdat geesten uit hun eigen geheugen in hun denkbeelden invloeiden.’ HH 256.

Ik wil het hierbij laten over dit o­nderwerp.

In de aankondiging van deze lezing werd vermeld, dat ik graag met u
ook enkele inzichten van Swedenborg over de 'Leer des levens', het 'Rijk der nutten' en de 'Wederkomst van de Heer', zou willen delen.
Ik laat dat nu achterwege, dat kan misschien in de beantwoording van eventuele vragen, na de pauze alsnog kort aan de orde komen.

Ik dank de organisatoren van de Stichting Nieuwe Openbaringen voor de geboden gelegenheid, om hier iets over Swedenborg en over de Nieuwe Kerk en haar openbaringen, naar voren te hebben mogen brengen.

Moge het geloof in de Goddelijkheid van de Éne Heer,
de lezers van Lorber en Swedenborg nader verenigen.

Hartelijk dank u voor uw aandacht.
Guus Janssens.

Drachten – 21 September 2006.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *