Hemelse Leer.
Hoofdstuk 15.
Over de Doop.
Over de Doop.
202. De doop is ingesteld tot een teken dat de mens is van de kerk, en ter gedachtenis dat hij moet worden wederverwekt. De wassing immers van de doop is niets anders dan een geestelijke wassing, zijnde de wederverwekking.
203. Alle wederverwekking geschiedt uit de Heer door de ware dingen van het geloof, en door het leven volgens die. Daarom betuigt de doop dat de mens van de Kerk is en dat hij kan worden wederverwekt; want in de Kerk wordt de Heer erkend Die wederverwekt, en daar is het Woord waar de ware dingen van het zijn waar door de wederverwekking is.
204. Dit leert de Heer bij Johannes: ‘Tenzij iemand zal zijn verwekt vanuit water en geest, hij kan niet binnen treden in het Koninkrijk Gods’, 3:5. Het water in de geestelijken zin is het ware van het geloof vanuit het Woord, de geest is het leven volgens die, en verwekt worden is vanuit deze wederverwekt worden.
205. Omdat ieder die wordt wederverwekt ook verzoekingen ondergaat, zijnde geestelijke gevechten tegen de boze en valse dingen, worden derhalve met de wateren van dedoop ook die aangeduid.
206. Omdat de doop is tot een teken en tot een gedachtenis van die dingen, kan de mens worden gedoopt als klein kind, en indien niet dan zo kan hij het als volwassene.
207. Laten dus zij die gedoopt zijn weten, dat de doop zelf geen geloof geeft, noch heil, maar dat hij betuigt dat zij het geloof mogen aannemen, en dat zij gezaligd zullen worden als zij worden wederverwekt.