Hemelse Leer
Hoofdstuk 8. Over de Vroomheid.
Over de Vroomheid.
123. Geloofd wordt door velen dat het geestelijk leven, of het leven dat tot de hemel leidt, bestaat in vroomheid, in een uitwendig heilige, en in de verzaking van de wereld. Maar een vroomheid zonder naastenliefde, en een uitwendig heilige zonder inwendig heilige, en een verzaking van de wereld zonder het leven in de wereld, maken niet het geestelijk leven, maar wel vroomheid vanuit de naastenliefde, het uitwendig heilige vanuit het inwendig heilige, en de verzaking van de wereld met het leven in de wereld, die maken vroomheid.
124. Vroomheid is vroom denken en spreken, veel in gebeden opgaan, zich dan nederig gedragen, geregeld de tempels bezoeken, en daar de preken devoot toeluisteren, en geregeld het sacrament van het Avondmaal bijwonen, en eender de overige dingen van de eredienst volgens de inzettingen van de kerk. Het leven van de naastenliefde is echter wel willen en wel doen aan de naaste, door in elk werk te handelen vanuit het gerechte en het billijke, vanuit het goede en het ware, en eender in elke functie. In één woord, het leven der naastenliefde bestaat in nutten betrachten. In dit leven bestaat primair de Goddelijke Eredienst, en het leven in vroomheid is secundair, omdat hij die het ene van het andere afscheidt, namelijk hij die een leven van vroomheid bedrijft en niet tegelijk het leven van naastenliefde, niet God vereert. Hij denkt weliswaar over God, echter niet vanuit God maar vanuit zichzelf, want over zichzelf denkt hij voortdurend en niets over de naaste, en als hij over de naaste denkt, veracht hij hem als hij niet ook zodanig is. Eveneens denkt hij over de hemel als loon, vandaar is in zijn gezindheid de verdienste, en eveneens de eigenliefde, alsmede de verachting of de verwaarlozing van de nutten, en zo van de naaste, en tevens is er een geloof aan onberispelijkheid. Daaruit kan vaststaan, dat een leven van vroomheid afgescheiden van het leven der naastenliefde, niet het geestelijk leven is, dat zal zijn in de goddelijke eredienst. Vergelijk Matth. 8:7,8.
125. Het uitwendig heilige is eender aan zulk een vroomheid en bestaat voornamelijk hierin, dat de mens de gehele eredienst stelt in het heilige wanneer hij in de tempels is. Maar dit is bij de mens niet heilig als niet het inwendige van hem heilig is, want hoedanig de mens ten aanzien van zijn inwendige is, zodanig is hij ten aanzien van het uitwendige, dit immers gaat uit dat voort zoals de handeling uit zijn geest. Daarom is een uitwendig heilige zonder het inwendig heilige natuurlijk en niet geestelijk, en daarom bestaat het evenzeer bij de bozen als bij de goeden. Zij die daarin alle eredienst stellen zijn meestal leeg, dat is zonder erkentenissen van het goede en het ware. Het zijn echter de goede, de ware dingen de heilige dingen zelf die men moet weten, geloven en liefhebben, omdat zij uit het Goddelijke zijn, en zo het Goddelijke zelf. Dus het inwendig heilige is het goede en het ware liefhebben ter wille van het goede en het ware, en het gerechte en het oprechte ter wille van het gerechte en het oprechte. Voor zoveel de mens deze aldus liefheeft, voor even zoveel is hij geestelijk, en even eens zijn eredienst, want voor even zoveel wil hij ook die dingen weten en die dingen doen. Maar voor zoveel de mens die dingen niet aldus liefheeft, voor even zoveel is hij natuurlijk en eveneens zijn eredienst, en eveneens wil hij voor even zoveel die dingen niet weten en die dingen niet doen. De uitwendige eredienst zonder de inwendige kan worden vergeleken met het leven van de ademhaling zonder het leven van het hart, maar de uitwendige eredienst vanuit de inwendige met het leven van de ademhaling verbonden met het leven van het hart.
126. Wat de verzaking van de wereld aangaat, door velen wordt geloofd dat de wereld verzaken en leven in de geest en niet in het vlees, is de wereldlijke dingen verwerpen, zijnde voornamelijk rijkdommen en eerbetoon, en voortdurend in vrome overdenking over God gaan, over het heil, en over het eeuwige leven, en het leven slijten in gebeden, in het lezen van het Woord en van vrome boeken, en eveneens zich afpijnigen, maar deze dingen zijn niet de wereld verzaken. De wereld verzaken is God liefhebben en den naaste liefhebben, en God wordt geliefd wanneer men leeft volgens Zijn geboden, en de naaste wordt geliefd wanneer de mens nutten betracht. Daarom zal de mens, opdat hij het leven van de hemel kan ontvangen, in de wereld leven en in de ambten en zaken daar. Een leven afgescheiden van de wereldlijke dingen, is een leven van denken en van geloof gescheiden van het leven van de liefde en de naastenliefde. In zo’n leven vergaat de naaste het goede te willen en het goede te doen, en wanneer dit vergaat is het geestelijk leven zoals een huis zonder fundament, dat allengs óf verzakt óf spleten krijgt en scheurt, óf het gaat wankelen tot het ineenstort.
127. Dat het goede doen is de Heer vereren, staat vast uit de woorden van de Heer: ‘Een ieder die Mijn woorden hoort en die doet, zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man, die een huis heeft gebouwd op een rots: maar wie Mijn woorden hoort en deze niet doet, zal Ik vergelijken bij een dwaas man, die zijn huis heeft gebouwd op zand, of op de grond zonder fundament”, Matth. 7:24-27; Lukas 6:47,48,49.
128. Uit deze dingen nu blijkt, dat een leven van vroomheid voor zoveel waarde heeft en de Heer aangenaam is, als daarmede verbonden is het leven van de naastenliefde; dit leven immers is primair, en hoedanig dit is zodanig is dat. Voorts, dat een uitwendig heilige voor zoveel waarde heeft en de Heer aangenaam is, als het voortgaat vanuit het inwendig heilige, want hoedanig dit is zodanig is dat. Eveneens, dat de verzaking van de wereld voor zoveel waarde heeft en de Heer aangenaam is, als zij geschiedt in de wereld, want diegenen verzaken de wereld, die de eigenliefde en de wereldliefde verwijderen, en gerecht en oprecht handelen in elke functie, in elke handel en in elk werk, vanuit het innerlijke, aldus vanuit hemelse oorsprong. Deze oorsprong is in dat leven wanneer de mens goed, oprecht en gerecht handelt, omdat het is volgens de Goddelijke wetten.