Het 21e hoofdstuk van Exodus.
De Leer der Naastenliefde.
Uit: Hemelse verborgenheden, tweede deel, band 4.
– Emanuel Swedenborg –
Zij die worden wederverwekt, ondergaan verzoekingen.
De verzoekingen zijn geestelijke worstelingen bij de mens; want zij zijn worstelingen tussen het boze dat in hem uit de hel is, en tussen het goede dat in hem uit de Heer is.
De verzoeking wordt binnengebracht door de boze geesten, die bij de mens in zijn boze en valse dingen wonen; deze wekken de boze dingen van hem op, en beschuldigen hem; maar de Engelen uit de Heer, die in zijn goede en ware dingen wonen, roepen de ware dingen des geloofs op die bij hem zijn, en verdedigen.
In de verzoekingen gaat het om de heerschappij van het boze, dat bij de mens uit de hel is, en van het goede dat bij hem uit de Heer is; het boze dat wil heersen, is in de natuurlijke of uitwendige mens, maar het goede is in de geestelijke of inwendige. Vandaar komt het, dat het ook in de verzoekingen gaat om de heerschappij van de een over de ander. Indien het boze overwint, dan heerst de natuurlijke mens over de geestelijke; indien het goede overwint, dan heerst de geestelijke mens over de natuurlijke.
Die worstelingen geschieden door de ware dingen des geloofs die uit het Woord zijn; uit die zal de mens strijden tegen de boze en valse dingen; indien hij uit andere dan uit die strijdt, overwint hij niet, omdat in de andere de Heer niet is.
Omdat de strijd geschiedt door de ware dingen des geloofs die uit het Woord zijn, wordt de mens daarom niet eerder in de strijd toegelaten dan wanneer hij in de erkentenissen van het ware en goede is, en vandaar enig geestelijk leven heeft verkregen; waardoor die worstelingen niet eerder bij de mens ontstaan dan wanneer hij tot volwassen leeftijd is gekomen.
Wie niet ware dingen des geloofs uit het Woord bij zich heeft, door welke hij kan strijden, aldus wie niet enig geestelijk leven in zich uit die dingen heeft, wordt niet in enige strijd toegelaten, aangezien hij bezwijkt; en indien de mens bezwijkt, wordt zijn staat na de verzoeking erger dan zijn staat vòòr die, aangezien het boze dan voor zich macht heeft verkregen over het goede, en het valse over het ware.
Omdat het geloof heden ten dage zeldzaam is, de Kerk is immers aan haar einde, ondergaan daarom weinigen heden ten dage enige geestelijke verzoekingen; vandaar komt het, dat men nauwelijks weet wat zij zijn, en tot wat zij bevorderlijk zijn.
De verzoekingen zijn bevorderlijk tot het bevestigen van de ware dingen des geloofs, voorts tot het inplanten ervan, en ter inboezeming in de wil, zodat zij goede dingen der naastenliefde worden; de mens immers strijdt, zoals eerder is gezegd, uit de ware dingen des geloofs tegen de boze en de valse dingen; en omdat zijn gemoed dan in de ware dingen is, bevestigt hij zich daarin wanneer hij overwint, en plant hij ze in; en ook houdt hij de boze en de valse dingen, die hem hebben bevochten, voor een vijand, en werpt hij ze van zich. Door de verzoekingen worden ook de begerigheden, die van de liefden van zich en van de wereld zijn, bedwongen, en wordt de mens vernederd; aldus wordt hij geschikt gemaakt om het leven des Hemels uit de Heer op te nemen, welk leven het nieuwe leven is zodanig als de wederverwekte heeft.
Omdat door de verzoekingen de ware dingen des geloofs worden bevestigd, en de goede dingen der naastenliefde worden ingeplant, en ook de begerigheden van het boze worden bedwongen, zo volgt dat door de verzoekingen de heerschappij wordt verkregen voor de geestelijke of inwendige mens over de natuurlijk of uitwendige, aldus voor het goede dat van de naastenliefde en van het geloof is, over het boze dat van de liefde van zich en van de wereld is. Wanneer dit is geschied, verkrijgt de mens verlichting en begrip dienaangaande wat het ware en wat het goede is, voorts wat het boze en het valse is; en vandaar inzicht en wijsheid, die daarna van dag tot dag groeien.
Wanneer de mens door de ware dingen des geloofs wordt binnengeleid tot het goede der naastenliefde, ondergaat hij verzoekingen; maar wanneer hij in het goede der naastenliefde is, houden de verzoekingen op; dan immers is hij in de Hemel.
In de verzoekingen moet de mens strijden tegen de boze en de valse dingen zoals uit zichzelf, maar toch zal hij geloven dat het uit de Heer is; indien hij dat niet gelooft in de verzoeking zelf, omdat het dan voor hem duister is, zal hij toch nadien geloven. Indien de mens na de verzoeking niet heeft geloofd dat de Heer alleen heeft gestreden voor hem, en heeft overwonnen voor hem, dan heeft hij slechts een uitwendige verzoeking ondergaan, welke verzoeking niet diep doordringt, noch iets van geloof en naastenliefde doet wortel schieten.
– . – . – . – . – . –
Uit: Hemelse verborgenheden, tweede deel, band 4 van Emanuel Swedenborg.